De ondraaglijke lichtheid van de Cloud
Na jarenlang gehannes met harde schijven, cd-roms en usb-sticks besloot ik enkele jaren geleden al mijn data onder te brengen bij de firma Dropbox. Voor het schappelijke bedrag van 120 dollar per jaar mag ik in hun cloud meerdere terabytes (elk goed voor 1000 gigabytes) wegschrijven. Administratie, blogs voor Chapeau, filmpjes, vakantiefoto’s: ze vliegen pijlsnel en geheel automatisch richting de servers van Dropbox. Een uitkomst voor iemand die talent heeft voor het kwijtraken van belangrijk digitaal materiaal.
Als ik op vakantie, liggend aan het zwembad, plotseling denk aan een stukje dat ik ooit voor de schoolkrant schreef, dan kan ik dat moeiteloos uit de krochten van mijn Dropbox opdiepen. Of als ik in een nostalgische bui terugdenk aan de vakantie die ik in de zomer van 2004 met vrienden had, dan kan ik de foto’s daarvan overal ter wereld bekijken. Allemaal handzaam opgeslagen in de cloud, op te roepen met een paar tikken op laptop of iPhone.
De verzamelnaam van dit soort diensten – de cloud – suggereert een maagdelijk witte wolk, ergens ver boven het aardoppervlak, waarin alle Word-bestanden, jpegs en pdf en spreadsheets rondzweven alsof ze lichter zijn dan lucht.
De werkelijkheid is echter weerbarstiger. De foto’s uit je iCloud, je bestanden in Dropbox, maar ook de foto’s en video’s op je Facebook-tijdlijn en Instagram-feed worden opgeslagen in immense serverparken waarin duizenden harde schijven staan te brommen om je data in de lucht te houden. Ze zijn niet alleen immens in oppervlakte – sommige centra zijn meer dan 150 hectaren groot – maar ook in energieverbruik.
Het nieuwe datacenter dat Meta, het moederbedrijf van Facebook, wil bouwen in Zeewolde (Flevoland) verbruikt straks evenveel energie als een half miljoen Nederlandse huishoudens.
Meta claimt dat de boel straks draait op groene stroom. Nobel natuurlijk, maar zouden we die groene stroom niet nuttiger kunnen gebruiken? Er staan straks windmolens te draaien om onze eindeloze stroom aan koddige kattenfilmpjes en Instagram-stories over de voor- en nadelen van een citytrip naar Antwerpen op te slaan. Energie waarop je ook de wasmachine kunt laten draaien of je verlichting mee kunt laten branden.
De vraag is hoe de toekomst van deze manier van dataopslag eruitziet. De hoeveelheid data die we met z’n alle produceren neemt alleen maar toe. Niet alleen omdat we steeds meer foto’s van onze huisdieren en kleinkinderen online slingeren, maar ook omdat die bestanden steeds groter worden. Op de hoogste kwaliteit is een uur aan iPhone-video’s zo’n 24 gigabyte. Dat was 15 jaar geleden, toen de eerste iPhone uitkwam, maar een fractie hiervan. Toen was 24 gigabyte voor de gemiddelde computergebruiker genoeg om alle data op te slaan. De groei aan data is dus exponentieel en Meta, Google en Apple blijven gretig serverparken bouwen om al deze data te kunnen verwerken.
Nu wil ik de fanatieke influencers, trotse oma’s en foodbloggers niet opzadelen met eens schuldcomplex. En zeker: wat waarde heeft moeten we kunnen bewaren. Maar wellicht is het goed om af en toe eens kritisch naar je cloud te kijken. In mijn foto-app op mijn iPhone staan bijvoorbeeld tientallen screenshots die ik per ongeluk heb gemaakt en honderden onzinnige filmpjes die in groepsapps zijn doorgestuurd. Materiaal dat ruimte inneemt, maar waar ik nooit meer naar kijk. Een uurtje opschonen levert makkelijk een paar gigabyte winst op. Een druppel op een gloeiende plaat natuurlijk, maar je moet ergens beginnen.