Hoe een kasteel een dorp kan doen herleven
TEFAF moet nog beginnen en het leven staat al een beetje op de kop. Een korte maar stevige griep, een – uiteraard – onvoorziene begrafenis, de opbouw van de kunstbeurs, telefoons en mails van ‘all over the world’ met verzoeken en voorstellen. Het was even schakelen de afgelopen week, waarin voor carnaval even geen plek was.
Ik bezocht nog een paar keer het terrein van Van Oys Maastricht Retreat in Oost-Maarland, in mijn jeugd was dat nog gewoon het kasteel van die Hollandse kunstenaars, waar één keer per jaar de schutterij welkom was voor het vogelschieten.
Aan de overkant van de doorgaande weg ligt er inmiddels een nieuwe straatverbinding, waar voorheen een braak liggend stukje grond was. Belangrijk, want één keer per jaar was daar de dorpskermis. Als kind vond ik dat een megaspektakel. Een schietkraam, een draaimolen en ook nog een zweefmolen. Plus volgens mij ook nog iets met suikerspinnen, maar ik ben nooit zo zoetig geweest.
Spannend vond ik vooral de kermislui. Die reisden in woonwagens die langs de Kasteellaan stonden opgesteld. Ze kwamen naar mijn idee uit een andere wereld. Maar wel heel interessant. Want ze brachten avontuur. In het dorp werden ze zigeuners genoemd, maar of ze dat ook echt waren, zou ik nu niet durven te zeggen. Vermoedelijk niet. In ieder geval trokken ze met hun huizen op wielen het hele seizoen door het land met hun attracties.
Van kunstenaarsplek tot een gastronomische toplocatie
De opbouw van de draai- en zweefmolen volgde ik nauwgezet. Knap hoe ze dat deden. Nú wordt aan de overkant bij het kasteel aan een heel ander verhaal gebouwd, een ware metamorfose. Het kunstenaarskasteel wordt omgedoopt tot een 5-sterrenhotel met gastronomische restaurants. In de schuur van de boerderij waar ik later m’n onbespoten appels ging kopen, is nu de ontvangst- en loungeruimte voor de internationale gasten. De bouw is heel complex geworden want er moest een woud aan regels gevolgd worden. Ambtenaren reden af en aan om hun deel van de ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ op zich te nemen. Meestal levert dat een forse vertraging op, want ze brengen altijd onbegrijpelijke formulieren mee.
Een hele machinerie houdt zich op die manier bezig, de oplossingen moet je meestal zelf bedenken. Eigenlijk is het knap dat er nog ondernemers te vinden zijn die al die zware bureaucratie nog willen trotseren en toch nog geld steken in nieuwe projecten.
Maar even terug naar het dorp van pakweg duizend inwoners. Ik herinner me dat er drie bakkers waren in m’n jeugdjaren, vier winkeltjes met levensmiddelen, een slager, een groenteboer, een melkboer en vier cafés. Supermarkten bestonden nog niet, niemand had een auto behalve de dorpsarts en de notaris. De koeien graasden nog in de wei en als ze naar een andere wei moesten, dan ging dat gewoon over de weg. Passanten moesten dan maar even aan de kant want die koeien kenden de verkeersregels niet. De boer opende gewoon het ene hek en het volgende, meer was niet nodig.
Ik merk dat het hele dorp een nieuwe impuls krijgt met de komst van zo’n internationale locatie. Want inmiddels zijn alle bakkers en winkels dicht. De cafés ook. De laatste twee op last van de burgemeester nadat er plantages werden aangetroffen met planten die op het eerste oog lijken op tomatenstekken. Daarmee had de boze wereld het lieflijke dorpje bereikt.
Maar nu gaan ineens – met een beetje vertraging – de poorten open van een herboren kasteel waar gasten uit Azië, Europa en Amerika zullen neerstrijken en op deze locatie aan de Maas met open mond zullen kijken ‘how beautiful’ het hier allemaal is. Dat vond ik vroeger ook al, maar daar had ik dan wel de hulp van de kermis bij nodig.
Beautiful wordt het de komende dagen sowieso op TEFAF. Zonder zweefmolens weliswaar, maar af en toe begint het me daar wel te zweven.