De wonderen der natuur
Als ik onderweg langs een huis rij met een bordje ‘Te koop’, kijk ik automatisch niet alleen naar het huis maar ook naar de tuin. Als die er tenminste is. Voor mij zijn een huis en een tuin onafscheidelijk, al begrijp ik goed dat dit voor een belangrijk deel van de wereldbevolking niet aan de orde, als je middenin Sao Paulo, Caïro, New York of Hongkong woont.
In het tuintje van ons arbeidershuis maakte ik als kind kennis met de wonderen der natuur. Ik was gefascineerd dat mijn vader wat minuscule ‘stofjes’ in de grond zaaide, en dat daar enkele weken later piepkleine plantjes uit naar boven kwamen. En nog enige tijd later konden we van zo’n zelfde plantje heuse bloemen plukken, of kroppen sla of tomaten.
Die bewondering is nooit bij me weggegaan. Ik heb die zaaimethode van m’n vader geleerd en daarna in mijn eigen tuin veel toegepast. Voor zover ik er tijd voor had, dus dat is meestal tussendoor gegaan. Maar ik heb er nog altijd plezier in.
Veel Franse wijnboeren die nog volop werken met pesticiden, vertonen inmiddels symptomen van de ziekte van Parkinson.
Deze week was ik bij een chef-kok in de regio, die nu ook zijn eigen moes- en kruidentuintje heeft. En die er dezelfde lol aan beleeft om te zaaien en later te oogsten. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben, gewoon op gevoel, beetje uitdunnen en af en toe wat onkruid weghalen. En oh ja, water geven, mocht dat nodig zijn.
Voor mij heeft dat ‘contact met de natuur’ door met mijn handen in de grond te woelen iets van geestelijke reiniging of in ieder geval ontspanning. Dan kan ik de lessen yoga overslaan.
Nu las ik van de week een interessant verhaal in het Financieel Dagblad onder de kop ‘Industriële landbouw is op lange termijn niet efficiënt’. Emeritus hoogleraar aan de Wageningen University & Research, Michiel Korthals, stelt daarin dat de toekomst van de landbouw in Nederland (en ik neem aan in de rest van West-Europa) kleinschalig, lokaal en biologisch is. Ik ben geen deskundige, maar ik heb hier wel altijd in geloofd.
Ik sprak laatst de minister van financiën van Noordrijn-Westfalen, Marcus Optendrenk, die vertelde me dat het stikstofprobleem daar iets minder groot is, omdat de boerenbedrijven er kleiner (minder mammoet) zijn dan in Nederland. Niet dat ze daar nou allemaal op de biologische toer zijn, maar toch.
Korthals pleit er onder meer voor dat er groente- en tuinbedrijven om de steden heen komen. Heel logisch lijkt me. Ik kan me herinneren dat om Maastricht heen er veel velden vol met groenten stonden. Daar zie je nog maar weinig van terug. De landbouw is industrieel geworden, met vooral maïs voor de koeien.
Als ik bij mij in de buurt door het veld wandel, dan zie ik high-tech tractoren die met precisie-apparatuur de zoveelste kunstmest en maïszaad over de akkers uitspreiden. Knappe technologie, de tijd van paard en wagen is voorbij. Maar zelfs een leek ziet dat de grond eerst is kapot gespoten, de aarde ziet er bijna uit als zand. Intensieve mono-cultuur. Op de korte termijn biedt dat veel resultaat, een hoge opbrengst. Op de lange termijn pakt dat veel slechter uit. Uitgeputte gronden zonder natuurlijk leven. En door die methoden, zeker met al dat chemisch spuiten, vrees ik ook meer ziekten bij de mens door die enge pesticiden. Uiteindelijk wordt de boer daar zelf ook slachtoffer van. Veel Franse wijnboeren die nog volop werken met pesticiden, vertonen inmiddels symptomen van de ziekte van Parkinson. Die bibberen dus niet van de alcohol, maar van de rommel waar ze mee werken. Niet voor niks dat menige wijnboer daar overstapt op de biologische teelt.
Terug naar mijn groentetuintje. Ik zorg voor wat mest in de grond (van de mesthoop of anders koeienmest), ik zaai, wied en oogst. Zonder een rek vol chemicaliën. Natuurlijk, zo eenvoudig is het allemaal niet. Het is ook niet zo dat de boeren ‘hét’ gedaan hebben, we moeten ze niet wegjagen maar tot inkeer brengen en helpen.
Volgens mij heeft de natuur het zo bedoeld, zonder rotzooi. En we moeten niet wijzer menen te zijn dan de natuur.
Jo Cortenraedt