Van trampoline naar langoustine
Deze week staat de teller voorlopig op drie keer restaurantbezoek. Eenmaal een vrij lichte lunch, tweemaal een vorstelijk diner. Dat is wel zo’n beetje het weekgemiddelde door het jaar heen. De rest van de dagen kook ik meestal thuis.
Sommige mensen denken dat ik altijd in een restaurant zit, althans elke dag. Dat begrijp ik wel, gezien de berichten die ik ‘post’ op sociale media. Het is nu eenmaal een onderdeel van mijn werk en niet bedoeld om ermee te pochen. De meeste volgers begrijpen dat ook wel of maken er een grap over. Uiteraard zullen er ook wel wat jaloerse mensen zijn die denken, waarom hij wel en ik niet.
In jaloezie moet je nooit tijd steken, dus die laten we voorbij gaan. Maar er zijn ook volgers die zich afvragen hoe het komt dat ik geen overgewicht heb en de weegschaal altijd rond hetzelfde getal blijft steken. Dan maken ik wel eens de grap dat ik zó veel zorgen en stress heb, dat ik daardoor relatief mager en gezond blijf.
In werkelijkheid ligt dat anders, het is simpelweg hoe je met eten en bewegen omgaat. Ik heb nog nooit een dieet gevolgd, doe roomboter op stevig brood en smul ook van andere lekkernijen die zeker niet altijd calorie-arm zijn.
Fit blijven bij een weekgemiddelde van drie restaurantbezoeken
Máár, ik eet in principe wel altijd vers, dat wil zeggen écht brood van de warme bakker, niet van de fabriek. Vers broodbeleg, verse groenten (deels uit eigen tuin), nagenoeg nooit wat uit een potje of een blik, laat staan een voorbereide maaltijd uit diepvries of anderszins geconserveerd. Want als het uit de fabriek komt, dan zitten er doorgaans allerlei toevoegingen in waarvan ik me afvraag of ik die wel nodig heb en of ze gezond zijn.
Ik eet gewoon drie keer per dag, maar neem niet allerlei ongezonde tussendoortjes, wel wat fruit als het nodig is, of soms een stukje pure chocola voor een extra shot energie.
Eten in een goed restaurant is volgens mij juist heel gezond, omdat ze daar werken met mooie verse producten. Bovendien zijn de porties niet groot, zodat je best wel enkele gangen achter elkaar op krijgt. Wat je natuurlijk niet moet doen, niet thuis en niet buiten de deur, dat is jezelf overeten. Zoveel mogelijk naar binnen proppen terwijl het lijf al lang genoeg heeft. Dan gaat het fout en bovendien went je lichaam aan die grote hoeveelheden.
Los van eten met mate is het van belang om te sporten. Dat doe ik met plezier. Ook met mate, ik hoef niet deel te nemen aan de Olympische Spelen en ook geen indruk te maken op vrienden en bekenden.
Ik loop een of twee keer in de week een beperkt aantal kilometers in de buitenlucht, hardlopen bedoel ik dan, hoewel het zo hard ook weer niet gaat. Verder doe ik veel te voet in de stad, zodat ik gemiddeld boven de 11.000 stappen per dag zit. Verder oefen ik thuis wat met gewichten, op bescheiden niveau. En, er is kort een nieuwe sport bijgekomen: springen op de trampoline! Niet buiten maar binnen. Zo’n rond ding met inklapbare poten eronder. Ik kreeg die tip in het verleden al eens van een fysiotherapeut en recent nog eens van een enthousiasteling die er zelf fit en strak door blijft en mij heeft aangestoken.
Ik raakte overtuigd en sinds enige weken beleef ik er veel plezier aan. Nee, niet gewoon maar wat op en neer huppelen, dat zou saai worden. Eerst dacht ik nog om al springend ’s avonds naar het tv-journaal te kijken, maar dan krijg je een onrustig beeld, en er is al zoveel onrust in de wereld.
Nee, ik volg nu keurig een selectie uit de talloze instructievideo’s van de fabrikant. Dan ben je wel een half uurtje bezig met allerlei oefeningen waarbij je het hele lijf gebruikt. Het gaat niet alleen om springen. Zowat alle spieren worden aangesproken, van je voeten tot je handen en hoofd. Een soort gymnastiek of fitness, maar dan met een bewegende ondergrond. Het effect is dan juist dat je gedwongen wordt om met je spieren de balans te houden.
Ik beleef er grote lol aan en het voordeel is dat ik dan weer topfit ben voor het volgende restaurantbezoek. Van trampoline naar langoustine, zou je kunnen zeggen.