Duurzaamheid versus de kinderwens
In mijn omgeving wordt duurzaamheid steeds belangrijker. Vrienden en familie leggen gretig hun daken vol met zonnepanelen en kopen in groten getale elektrische auto’s. Toegegeven: ze worden voor een belangrijk deel gedreven door belastingvoordelen en andere financiële prikkels, maar ergens daalt ook langzaam het besef in dat eindeloos verstoken blijven van olie en gas geen houdbare manier van leven is.
Er is ontegenzeglijk een tendens te zien: zo’n 22 procent van het aantal verkochte auto’s was in 2020 elektrisch en ongeveer anderhalf miljoen huishoudens hebben zonnepanelen op hun dak. De cynicus ziet al deze inspanningen op het duurzaamheidsvlak als een druppel op een gloeiende plaat, de optimist ziet het als voorzichtige schreden in de juiste richting, op weg naar een schonere toekomst. Beiden hebben ze een punt, want met wat zonnepanelen, een HR++-ketel en een warmtepomp komen we er niet.
Anderzijds: niets doen is altijd de verkeerde aanpak. De technologieën die we gebruiken zijn misschien imperfect en behoeven nog de nodige doorontwikkeling, maar hopelijk vormen ze de opmaat naar echt schone en efficiënte manieren om met energie om te gaan.
Ik rekenen mezelf tot de optimisten en juich iedere inspanning van harte toe, hoe klein de druppel op de gloeiende plaat ook mag zijn. Minder vlees eten, vaker reizen met de trein: alle beetjes helpen. Er is echter een elephant in the room in het duurzaamheidsvertoog: de voorplanting. Want naast de volledig elektrische Hyundai Kona of de BMW i3 staat vaak ook een kinderfietsje op de oprit. En er is niets slechter voor het milieu dan het verwekken van een kind. Frans onderzoek becijferde dat het op de wereld zetten van nageslacht gelijk staat aan 36 intercontinentale retourvluchten per jaar. Oftewel bijna 60 ton CO2. Ter vergelijking: een dieet zonder vlees of andere dierlijke producten levert een besparing minder dan één ton CO2 per jaar.
Ik zou nooit durven te betogen dat mensen met een kinderwens daarvan af zouden moeten zien om ecologische overwegingen, maar de cijfers spreken nu eenmaal niet in het voordeel van het grote gezin. Het is het spanningsveld tussen zeer persoonlijke keuzes en een veelomvattend, wereldwijd probleem. Het is eenvoudig om een slavink te verruilen voor een stukje tofu of om met de trein te gaan in plaats van het vliegtuig te pakken. Een langgekoesterde kinderwens over boord gooien is een heel andere zaak.
Bij wijze van experiment – je moet ergens beginnen – bracht ik het thema duurzaamheid ter sprake bij vrienden met een kinderwens. Ze wierpen me een glazige blik toe. Ze vroegen zich af of ze het kunnen combineren met hun werk, of opa en oma bereid zijn om op te passen en of ze niet toe zijn aan een grotere auto om het geplande kroost mee te vervoeren. Of ze het verwekken van een kind kunnen rijmen met de ambities om hun ecologische voetafdruk te verkleinen, hadden ze zich nooit afgevraagd. Het kwam ze bijna absurd voor om dit als overweging mee te nemen.
Ik hield er verder wijselijk over op. Het is een discussie waar de tijd wellicht nog niet rijp voor is, in elk geval niet in mijn vriendenkring. Om de situatie te redden, complimenteerde ik ze nog maar eens met hun gloednieuwe Tesla.