Blog Jo Cortenraedt|Society

‘Wij Joden geloven niet, wij weten’ 

Het mooie van het medium televisie is dat je de kijker echt mee kunt nemen. Al schrijvend gaat dat ook, heel goed zelfs, maar het echte beeld kun je niet doorgeven, noch de toon van een stem bijvoorbeeld.

Ik vond het zelf interessant om op L1 nog eens het interview terug te zien, dat ik in het jaar 2.000 had gemaakt met mr. Max Moszkowicz  in diens statige kantoor aan de Wilhelminasingel. Op het moment zelf heb je het niet in de gaten, maar vele jaren later blijkt dat een zekere historische waarde te hebben, zoals nu met de verschijning van het boek ‘De bokser’ van Marcel Haenen.

Daarin ligt vooral de klemtoon op het feit hoe de jonge Moszkowicz op een ongelofelijke wijze het verblijf in de concentratiekampen van de nazi’s wist te overleven. Dat daar enkele Maastrichtenaren hun twijfels over hebben uitgesproken, schaar ik maar onder de noemer van ‘lokaal geneuzel’.

‘Mr. Max’ heb ik regelmatig ontmoet. Met name beroepsmatig. In de jaren negentig was ik correspondent voor het NOS-journaal en de Telegraaf. Met name die landelijke krant werd en wordt onder meer goed gelezen door lieden die wel eens van het paadje afwijken en soms in gebouwen vertoeven waar ze tralies voor de ramen hebben geïnstalleerd. In die tijd mochten advocaten geen reclame maken. Moszkowicz senior begreep heel goed waar zijn potentiële cliënten zaten. Dus belde hij me af en toe op en zei dan met zachte stem: ‘Mijnheer Cortenraedt, ik heb misschien iets interessants voor u’. 

Dan ging ik bij hem langs. Ik begreep waar zijn belang lag, maar in een aantal gevallen hadden we een gezamenlijk belang. Hij de publiciteit en ik – mits journalistiek verantwoord – de primeur. Want Max had nogal eens stevig materiaal in handen.

Mijn bezoeken aan zijn kantoor waren altijd wel speciaal. Ik hield van de inrichting van zijn kantoor met een boel antiek, snuisterijen, muziekinstrumenten, vulpennen en andere bijzondere voorwerpen. Voeg daar zijn plechtige manier van spreken, waarbij elk woord gewogen was, en het was een hele beleving. Op zijn manier maakt hij ook wel eens grapjes, maar tegelijkertijd had hij vaak de behoefte om te praten over zijn prima conditie. In die periode niet meer door te boksen, maar door judo. Het was een gedrongen maar gespierde man toen. Fysiek in goede vorm, en geestelijk sowieso haarscherp.

Buiten zijn kantoor was hij wat losser. Hij speelde in bandjes, had daar lol in. En hij ging, samen met zijn vrouw, eens mee op een reisje naar de Champagne-streek, met laten we zeggen een VIP-gezelschap met dito ontvangst. Ik weet nog goed dat hij achter me aan reed (er was nog geen GPS) in zijn witte Jaguar. Het moet rond 2002 – 2003 zijn geweest. Ik denk dat hij de best geklede heer van het gezelschap was. En hij genoot van het verblijf op het kasteel, waar enkel champagne bij het diner werd geschonken en waarin we bediend werden door obers met witte handschoenen. Dat vond ie wel wat.

In die zin had hij veel te veel stijl voor het geboefte dat tot zijn cliëntèle behoorde, maar als strafpleiter krijg je nu eenmaal niet de vaderlandse crème de la crème voor je bureau.

Eén zin van dat interview in 2.000 is me altijd bijgebleven. Toen we het hadden over religie, zei hij: ‘Wij joden geloven niet, wij joden weten’.  Aan zijn ogen te zien, twijfelde hij geen moment.

Ik realiseerde me dat die gedachte niet alleen bij Joden leeft, maar bij alle diep-gelovigen. De meest overtuigde christenen, moslims, hindoes, jehova-getuigen, noem maar op. Ze zijn er allemaal van overtuigd dat alleen zij het bij het rechte eind hebben, de rest niet. Dat is de kiem van veel ellende in de wereld, tot op de dag van vandaag. Waarin bijvoorbeeld de Irakese Nadia Murad nu terecht de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen, nadat ze seksueel gemarteld is geworden door fanatieke IS-militanten, die zich op hun geloof beriepen bij het begaan van de meest afschuwelijke gruweldaden.

Niet dat Max Moszkowicz daar een voorstander van zou zijn, integendeel. Als geen ander had hij zelf ervaren, tot wat voor een verachtelijk gedrag de mens blijkbaar in staat is. Maar ook hij klampte zich kennelijk vast aan een bepaalde religieuze richting.

Ik heb me nadien, nadat hij in 2004 een hersenbloeding had gekregen, nog wel eens afgevraagd of hij misschien toch niet die twijfel heeft gekregen, toen z’n lichaam hem plots in de steek liet. Ik kan het hem niet meer vragen. Hij is er nog wel, maar niet echt aanspreekbaar.

Jo Cortenraedt  

Deel dit artikel:
Meer artikelen over:
Blog Jo Cortenraedt, Society

Gerelateerd nieuws