Limburgers kunnen op nationale tv meeliften met trend diversiteit
Ook op de landelijke televisiezenders is de invloed van de diversiteitsgolf die over de westerse wereld waait, goed te merken. In heel wat programma’s verschijnen steeds meer presentatoren, gasten, kandidaten en acteurs die van een andere afkomst zijn dan ‘de witte Nederlander’.
Dat lijkt mij een goede ontwikkeling, want die kanalen mogen geen speeltuin zijn (of blijven) van een bepaalde autochtone elite. Een goede afspiegeling van de samenleving is belangrijk.
Wel heb ik de indruk dat er wat geschoven wordt met de eisen van bekwaamheid, om op die manier die betere balans te bewerkstelligen. Dan zie je wel eens mensen van ‘een andere afkomst’ die de materie nog niet helemaal in de vingers hebben. En die soms best moeilijk te verstaan zijn of in ieder geval niet voldoen aan wat decennialang in Hilversum en Amsterdam de regel was: praten met een keiharde ‘g’ en een rollende ‘r’. Blijkbaar wordt er vanwege de hang naar diversiteit af en toe een oogje dichtgeknepen.
Welnu, ik denk dat wij Limburgers daarvan kunnen profiteren. Immers, de meesten van ons spreken ook niet met die Amsterdamse ‘g’ en ‘r’. En om die reden heb je minder kans om carrière te maken in de radio- en televisiewereld. Of je moet spraakles nemen, zodat je je aanpast aan het gegorgel dat als leidende spreektaal is uitgegroeid.
We moeten dus juist benadrukken dat we echt anders zijn dan de gemiddelde Amsterdammer. Weliswaar in veel gevallen wit van buiten, maar als het ware getint van binnen.
Ik kan mij herinneren dat ik – enige decennia geleden – werkte bij het Algemeen Nederlands Persbureau in Den Haag. Daar viel wel op dat ik sprak als een zuiderling. Nee, geen dialect, maar gewoon met een relatief zachte ‘g’. Dat vonden ze wel grappig, maar ik zou niet het nieuws kunnen voorlezen op de radio, dat destijds nog verzorgd werd door het ANP. Dus schreef ik de teksten die iemand anders uitsprak.
Toen ik jaren later terug in Limburg woonde en daar onder meer correspondent werd voor het NOS-journaal, kon ik vele reportages maken voor de landelijke nieuwszender. Dat was mooi werk, van de aardbeving in Midden-Limburg tot de grote overstromingen van de Maas. Alleen, ik moest wel achter de camera blijven en niet in de microfoon spreken, want dan zou de kijker horen dat ik uit Limburg kwam. Ik was namelijk niet op spraakles gegaan omdat ik daar het nut niet van inzag.
Ik heb er geen frustraties van overgehouden, heb tot op de dag van vandaag bijzonder veel mooie dingen in de journalistiek mogen doen, dus mij hoor je niet klagen. Maar ik zie wel een kans voor met name jongere collega’s uit de zuidelijke regio. Als Limburg zich nou nog weer meer opstelt als een exotische regio met even zo exotische bewoners, dan kunnen we wellicht inhaken op die golf van diversiteit.
We moeten dus juist benadrukken dat we echt anders zijn dan de gemiddelde Amsterdammer. Weliswaar in veel gevallen wit van buiten, maar als het ware getint van binnen. Een soort Humberto Tan in het kwadraat. Dat zou die landelijke radio- en tv-programmers nog diverser maken, en dat willen de omroepbonzen graag.
Onder die noemer kunnen ze dan ook ophouden in Hilversum met het ondertitelen, als een Limburger aan het woord komt. Dat doen ze vaak niet alleen als die dialect spreekt – dan kan ik het nog begrijpen – maar ook als die gewoon Algemeen Beschaafd Nederlands spreekt, alleen met een vriendelijke ‘g’. Dat kost veel kostbare tijd in de montagekamer.
Nee, ik ben niet zo van de ‘woke’. Althans, ik ben wel fel tegen discriminatie, maar voor mij hoeft moedermelk geen mensenmelk te heten, zoals sommige woke-fanatici eisen. Maar met die hang naar diversiteit kunnen wij als Limburgers ons voordeel doen, als we het handig aanpakken.
Weliswaar zijn we geen Antilliaans eiland, maar we zijn wel degelijk een min of meer tropisch deel van Nederland, al zou je dat nu in de herfst niet zeggen.