Wachten op de Olympische Spelen voor ik echt enthousiast word
Velen hebben zich erop verheugd, een lange sportzomer met onder meer het EK-voetbal, de Tour de France, de Olympische Spelen, Wimbledon en nog meer toernooien. Menigeen zit de hele zomer voor de buis of ander medium. Dat red ik om twee redenen niet: ik heb te veel andere zaken te doen en ik heb ook (te) veel andere interesses.
Want ik besef meer dan vroeger dat als je uren per dag een wedstrijd zit te volgen, je zelf nagenoeg niets doet, behalve koffie of thee zetten, commentaar leveren en juichen of in ergernis wegkwijnen.
Heel vroeger kon ik zo’n hele wedstrijd plus beschouwingen met gemak volgen, en urenlang een etappe van een wielerwedstrijd. Maar die tijd is al lang voorbij. Niet dat het allemaal flauwekul is, maar ik red het gewoon niet om mijn aandacht vast te houden. Want er gaan nog zoveel andere ideeën door mijn hoofd, dan zoek ik op z’n minst de combinatie. Ik kan prima én kijken én een boek of krant lezen. Zodat ik nog enigszins het gevoel heb goed bezig te zijn.
En als ik een halve of hele wedstrijd mis, ook niet zo erg. De wereld vergaat dan niet. Maar áls het spannend wordt, dan kan ik best meeleven. Zoals bij Nederland-Turkije, dan betrap ik me er op dat ik zowaar juichend uit mijn stoel spring. Zonder oranje T-shirt, slingers en toeters, dat hoeft allemaal niet.
Sport verbroedert zou je zeggen, maar helaas lukt dat lang niet altijd
Ik hoop altijd op onderlinge sportiviteit, maar dat wordt steeds minder. Op het veld, en ook daarbuiten. Het respect van de supporters voor de tegenstander is minimaal. Nederlandse ‘supporters’ die in Duitsland op de vuist gaan met Engelse supporters, het is allemaal niet fraai. Of Turkse ‘supporters’ die VVD-leider Yesilgoz met de dood bedreigen, omdat zij voor Nederland was. Blijkbaar mag dat niet, als je Turks-Koerdische roots hebt maar wel bent opgegroeid in Nederland. Kennelijk moet je je niet teveel aanpassen aan het land waar je woont. Vreemde gedachte.
Sport verbroedert zou je zeggen, maar helaas lukt dat lang niet altijd. Bij het wielrennen gaat dat nog wel. Al heb je daar dan weer van die idioten langs de kant bij bergetappes die de renners soms ernstig hinderen in hun toch al zware klim. Losgeslagen figuren die er alles aan doen om op te vallen. Zoals ook elders in de maatschappij is het kennelijk lastig om je enigszins te gedragen.
Wat sport betreft zet ik persoonlijk mijn hoop op de Olympische Spelen. De atleten die daar allemaal deelnemen, dat zijn in mijn ogen ware helden, zonder de andere sporters te kort te willen doen. Die atleten verdienen doorgaans veel minder geld, maar zijn wel enorm gedreven. Ze krijgen lang niet zoveel aandacht als hun collega’s van de voetbalvelden en die wielerkoersen, maar ze leven voor hun sport in de meest pure vorm.
Niet dat ik er veel verstand van heb, en ik vrees dat ik ook tijdens de Spelen geen uren voor de tv kan gaan zitten. Maar ik probeer er tussendoor toch zoveel mogelijk van mee te krijgen. Doorgaans zijn er bij die atletiek- en andere wedstrijden geen rellen op de tribunes, er wordt niet met gevaarlijk vuurwerk gegooid, de deelnemers schoppen elkaar niet het ziekenhuis in. Dat is op zich al een verademing. En ze strijden allemaal voor wat ze met hun afgetrainde lichamen waard zijn. Bij voorbaat hulde aan deze topatleten.
En dan maar hopen dat er in Parijs geen extremisten de kans grijpen om middels aanslagen ellende aan te richten. Zodat sport ook echt kan verbroederen.