Kunst en Cultuur

Grotere rol voor vrouwen in kunstwereld noodzakelijk

tekst Jo Cortenraedt
, fotografie Hugo Thomassen

Vrouwen als directeur van een kunstinstelling, dat komt nog niet zoveel voor. Zeker niet als ze pas 28 jaar oud zijn. Louise Osieka runt al twee jaar CIAP, een Kunstverein die zich in Hasselt toelegt op hedendaagse kunst en daaraan gerelateerde activiteiten. Overmoedig is ze niet, maar ambitieus en pittig heel zeker. Alles moet elke dag beter. „Ik weet heel goed wat ik wil.”

Haar manier van praten is vriendelijk en enthousiasmerend tegelijk. Enerzijds galant en charmant, anderzijds pittig, met een duidelijke boodschap, waarvoor ze graag aandacht wil. „Ik maak aan het begin van elke maand een aantal notities, wat ik in mijn werk en in mijn privéleven wil verbeteren. Aan het einde van de maand kijk ik dan in hoeverre ik daarin geslaagd ben. Ik ben een felle, wil altijd vooruitgaan.”

Is dat de eigenschap waarmee je het al vroeg zo ver geschopt hebt?

„Dat zal een rol hebben gespeeld, maar hopelijk toch vooral ook mijn ideeën en mijn visie. Ik ben iemand die graag ideeën en meningen deelt en ook van anderen wil leren. In de kunstensector ligt het werk niet voor het oprapen. Bij een aantal jonge vrouwen in de Belgische kunstsector voelde ik een paar jaar terug een concurrentieverhouding. Dat vond ik jammer. Ik heb dat doorbroken door ze uit te nodigen in een Italiaans restaurant. Sindsdien zijn we de beste vriendinnen, allemaal werkzaam in de kunsten. We vullen elkaar enorm aan en wisselen allerlei ervaringen uit. Maak van je vijanden je vrienden, zeggen ze weleens. Vijanden waren het niet, maar vrienden nu in ieder geval wel.”

Je ouders hebben Poolse roots en zitten in het kappersvak. Van waar komt de interesse voor kunst?

„Mijn vader is de creatieve, mijn moeder de zakelijke. Van beiden heb ik iets. Ik voel me een ondernemer in de creatieve wereld. Mijn vader nam me als kind al mee naar bijvoorbeeld de TEFAF in Maastricht en naar heel veel musea in onze vakanties. Mijn interesse groeide daardoor als vanzelf. Met hem ga ik nog wel eens naar antiekmarkten en beurzen. Op de middelbare school had ik vakken als wiskunde en Latijn, maar ik was blij dat ik daarna naar de ‘zachte wetenschappen’ kon overstappen. Kunst, filosofie, dat soort zaken. En hoewel ik door velen werd gewaarschuwd dat daar geen job in te vinden is, gaven mijn ouders me de ruimte om zelf te kiezen. Na de studie heb ik nog geen dag zonder werk gezeten.”

Dan heb je de multiculturele samenleving in Genk al van jongs af aan meegekregen.

„Zeker, op school zaten een stuk of achttien nationaliteiten. Ik ben daarmee opgegroeid. Mijn grootouders kwamen naar België voor de mijnen. Ze wilden zich snel aanpassen aan de maatschappij hier en daar zijn ze prima in geslaagd. Natuurlijk, ze koken nog af en toe Pools, maar ze maakten een duidelijke keuze voor de cultuur en gewoonten van hun nieuwe vaderland. Ik ben opgegroeid te midden van sterke vrouwen. Zowel mijn oma’s als mijn moeder zijn echte ondernemers, die zijn gewend de mouwen op te stropen. Daar zal ik wel iets van meegekregen hebben. Een vrouw kan meer dan moeder zijn en koken. Ik ben daar heel radicaal in. We moeten waakzaam zijn dat de vrouwenrechten overeind blijven.”

Ook de cultuursector wordt geraakt door #MeToo-affaires. Ben je daar al mee in aanraking gekomen?

„Gelukkig niet fysiek. Maar wel geestelijk. Het is me een paar keer gebeurd dat ik werd uitgenodigd bij kunstmanifestaties om iets te vertellen. Dan gingen daar enkele geroutineerde mannelijke collega’s mij openlijk de les lezen. Ik voelde dat dit een aanval was vanuit het mannelijk gezag. Ik werd ontzettend boos, want ik wist dat ik geen onzin stond te vertellen, ik had me heel goed voorbereid. Maar ze konden er niet tegen dat zo’n jonge meid op hun domein kwam. Ik ben uiteindelijk heel kalm gebleven en heb aan mijn eigen verhaal vastgehouden. Laat ze maar schreeuwen, dacht ik. Maar het is een feit dat zeker zeventig procent van de kunsthuizen in België wordt geleid door mannen en in de top-tien kom je op die positie geen vrouw tegen. Ik ben niet voor polarisatie, maar wel voor vooruitgang en voor een grotere rol van de vrouw, ook op dat vlak. Ik denk dat de nieuwe generatie, mijn generatie, dat anders gaat doen. Transparanter, opener, meer sociaal. Geen ivoren torens meer.”

Ben je in je huidige positie niet afhankelijk van al bestaande netwerken?

„Netwerken vind ik superbelangrijk en ik steek daar heel veel tijd in. Ik wil mensen persoonlijk overtuigen en meetrekken. Wij worden voornamelijk gefinancierd door de Vlaamse overheid en ik moet daar en elders lobbywerk verrichten. Dat vind ik heel normaal als cultureel ondernemer. Ik heb veel ambities met CIAP. Waarschijnlijk kunnen we niet in dit overigens prachtige pand blijven zitten. Dus ben ik al lang bezig met nieuwe plannen en wel een verhuizing naar C-Mine in Genk. Dat zou in 2021 gerealiseerd moeten worden. Samen met de kunstenwerkplaats FLACC kunnen we daar veel meer mogelijkheden creëren. Ik heb er vertrouwen in dat we de benodigde budgetten hiervoor bij elkaar krijgen. Maar uiteindelijk is mijn droom om er een soort coöperatievorm van te maken. Met daarin niet alleen de overheid, maar ook bedrijven en individuele kunstliefhebbers. Nu al hebben we een 250-tal mensen die zeg maar ‘vrienden’ van CIAP zijn. Ze steunen ons financieel maar het is ook een wisselwerking. We werken als een Kunstverein. Zo organiseren we samen regelmatig culturele reizen naar steden als Basel. Op die manier bouwen we een community op en krijgt CIAP een stevigere basis.”

Het aantal bezoekers wordt door subsidieverleners vaak als leidraad genomen. Speelt dat bij jullie ook?

„Kwantiteit speelt zeker een rol, hoewel ik vind dat dit niet ten koste van de kwaliteit mag gaan. Het een is geen garantie voor het andere. We zijn een middelgroot huis, dat al zo’n veertig jaar bestaat en op verschillende locaties heeft gezeten. Maar we halen per maand toch zo’n duizend bezoekers gemiddeld. We houden het niet bij tentoonstellingen alleen, waarbij we vooral jonge kunstenaars een podium geven, die wel al iets van hun kwaliteit hebben laten zien. Vernieuwing is belangrijk. Het is niet onze taak om de zoveelste tentoonstelling van gevestigde namen te organiseren. We houden ook lezingen en sinds kort hebben we een soort filmhuis in dit pand, waarin we zogeheten artfilms laten zien, die je in de grote bioscopen niet tegenkomt. Hasselt heeft niet zoiets moois als Lumière in Maastricht, maar dit is in ieder geval toch al wat op dat gebied.”

Hoe komt het dat Belgisch-Limburg op cultureel gebied in verhouding achterblijft qua aanbod?

„Daar zijn verschillende oorzaken voor. In de eerste plaats de verdeling van de subsidies. Slechts 4,5 % van de cultuursubsidies in Vlaanderen gaat naar Limburg en Vlaams-Brabant. Dat is natuurlijk een heel scheve verhouding. Dat kun je de Vlaamse regering kwalijk nemen maar blijkbaar is er vanuit de regio zelf ook niet hard genoeg door de politiek gevochten om deze onbalans te corrigeren. Ook niet vanuit de media trouwens. Als je ziet hoeveel aandacht er vanuit het Belang van Limburg en TV Limburg is voor kunst en cultuur, dan is dat mager. Op die manier krijg je natuurlijk ook geen klimaat waarin cultuur zich kan ontwikkelen. Landelijke kranten zoals De Standaard of De Morgen besteden weinig aandacht aan cultuur in de regio, omdat ze er weinig lezers hebben. Dat is een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden. Er wordt geklaagd dat jonge mensen wegtrekken uit de regio. Welnu, zorg dan voor een goed cultureel klimaat, zorg dat het interessant is om hier te blijven. Ik woon zelf in Brussel sinds enkele jaren. Vrienden van mij keken heel verbaasd toen ik hen vertelde dat ik deze job ging nemen in Hasselt. Alsof ik ergens naar de woestijn ging. Dat is een soort zelfgenoegzaamheid die je in meerdere hoofdsteden ziet en die niet helemaal terecht is. Maar voor mij is het juist een uitdaging, om er tóch iets van te maken, ook al zijn de omstandigheden verre van ideaal.”

Is het aangenaam om in Brussel te wonen? De stad is de laatste jaren niet al te positief in het nieuws.

„Er is daar heel veel dat niet goed geregeld is. Met al die deelgemeenten en verschillende politieke bevoegdheden is het bestuurlijk gezien een chaos. Het fietspad houdt ergens onverwacht op, omdat je de grens passeert van een andere deelgemeente. Niets is daar af. En alles loopt door elkaar. Er zijn zeker buurten waar het niet zo aangenaam toeven is. Maar op het gebied van kunst en cultuur is het toch de stad waar het gebeurt. Ik word daar uitgedaagd. In deze fase van mijn leven is het er aangenaam om te wonen. En heb ik het ervoor over om elke dag te pendelen tussen Brussel en Hasselt. Dat is geen eenvoudige opgave. Hoewel de afstand niet groot is, doe ik er enkele reis met het openbaar vervoer toch bijna twee uur over, van deur tot deur. In de trein heb ik in ieder geval veel tijd om na te denken.”

Zoek je veel contacten met andere kunst- instellingen buiten de eigen regio?

„Jazeker, dat vind ik heel belangrijk. Binnen de Euregio bijvoorbeeld zou er veel meer samenwerking mogelijk zijn. Zelf steek ik daar veel tijd en energie in. Zo heb ik goede contacten met Marres en de Jan van Eyck Academie in Maastricht. En ook met andere steden. Op z’n minst moet het mogelijk zijn om goed in beeld te brengen welke programmering er
is in bijvoorbeeld La Boverie in Luik en de Neuer Aachener Kunstverein (NAK). Zodat je bezoekers in Hasselt ook kunt doorverwijzen naar collega’s in de Euregio. Samen zouden we een stuk sterker staan. Het is een kwestie van willen, van communicatie. We moeten veel meer aan de mensen laten weten wat we aan het doen zijn. Het kan toch niet zo lastig zijn om een gezamenlijk programmaoverzicht te maken. Dat is in het belang van iedereen. Maar ik heb bijvoorbeeld ook veel contact met het Kunstfort bij Amsterdam, dat een beetje met ons te vergelijken valt. En zo is er nog wel een aantal instellingen. Ik ben er continu mee bezig. Als ik een vakantie plan, dan hou ik rekening met het cultuuraanbod, zodat ik ook daar mijn licht kan opsteken en contacten kan leggen. Je moet het uiteindelijk van je netwerk hebben.”

Maar wil je dat netwerk ook beïnvloeden om veranderingen gedaan te krijgen?

„Dat zeker. Durf te veranderen, dat is mijn cultuur boodschap. En volg niet altijd de gebaande paden. Kijk niet alleen met architecten hoe een stad zich klaar moet maken voor de toekomst. Praat ook met kunstenaars en met andere creatieve mensen. En met wetenschappers bijvoorbeeld. Dat is in feite helemaal niet nieuw. Dat was al zo in de tijd van Leonardo da Vinci, die werd gekoesterd en om zijn ideeën gevraagd, evenals wetenschappers van destijds. Ik denk erover om een expositie te maken, waarbij ik ook de inbreng van medici vraag. Niet dat zij moeten gaan schilderen, maar het gaat om de ideeën. Boeiende mensen uit verschillende disciplines bij elkaar brengen, zoiets vind ik heerlijk.”

Is het niet ook zo dat de cultuursector ook wat kritischer naar zichzelf zou mogen kijken? Niet iedereen die zich kunstenaar noemt, levert kwaliteit, hoe lastig soms ook om dat vast te stellen.

,,Daar zit wat in. De maatstaven voor kwaliteit, hoe zijn die vastgesteld, en door wie? Dat mogen we ons zeker afvragen. Ik ben voorstander van een zekere herwaardering. En ook van een zekere vervrouwelijking. Want het waren tot nu toe toch vooral mannen op een bepaalde positie die bepaalden wat kwaliteit zou moeten zijn. De kijker hoeft zich ook niet enkel te laten leiden door recensies bijvoorbeeld. De eigen waarneming zou het uitgangspunt moeten zijn, waarbij je wel een bepaalde verdieping bij jezelf zou mogen toestaan. De kunstenaar zelf trouwens moet zich ook zo goed mogelijk vermarkten. Je kunt niet wachten totdat je vanzelf ontdekt wordt. Maar degenen die wel talent hebben maar daarin niet zo goed zijn, wil ik wel een duwtje geven.”

Als je een ander beroep had moeten kiezen, wat was dat dan geworden?

„Dat weet ik eigenlijk niet. Al van jongs af aan was ik geïnteresseerd in mooie dingen, in toegepaste kunst, in details. In authenticiteit ook. Thuis heb ik heus geen strakke designinrichting omdat dit zou horen bij de tijd. Zo heb ik een achttiende-eeuwse keukentafel, maar wel zeer authentiek. Als ik puur voor het geld zou gaan, dan zou ik een ander vak hebben moeten kiezen, waar je een ‘corporate salaris’ zou kunnen verdienen. Maar ik volg mijn gevoel en mijn interesses. En ik merk dat wanneer je af en toe door een zure appel heen bijt, dat je daarna des te meer de smaak van het zoet waardeert. Ik probeer bewust te leven, na te denken over mijn keuzes, niet op de automatische piloot te gaan. Als ik kleren koop, wil ik weten waar die gemaakt zijn. Ook met voeding ga ik bewust om. Ik ben geen vega of foodie. Maar ik denk wel na over welke producten ik koop, waar het vandaan komt allemaal. Gezond leven vind ik belangrijk. Ik eet soms wel vlees, maar kijk vooral naar biologische producten. Ik geloof in de balans tussen lichaam en geest. Ik doe wat aan hardlopen en ook aan yoga. Ben nu begonnen aan een studie plantengeneeskunde. Als herborist weet ik straks wat vanuit de natuur goed voor je is. Best een pittige studie, maar ik vind het interessant en ik zet er verdere stappen mee om mijzelf te verbeteren, te verdiepen.” 

Ben je iemand voor Ibiza en Tommorrowland, of eerder even alleen op een eiland?

„Alle twee niet. Ik hou niet zo van die muziek van Ibiza. Maar ik ga best graag op stap hoor. Met vrienden tot diep in de nacht praten en plezier maken op café, met bier en wijn. In Brussel gaat dat prima.”

Nog iets van de Poolse katholieke tradities meegekregen?

„Jawel, de communie en zo. Maar van huis uit is dat verder niet gestimuleerd. Ik ben niet gelovig, maar wel spiritueel. Ik ben denk ik heel gevoelig, denk over veel zaken na en beschouw de natuur als leidraad.”

Ook nog een kinderwens?

„Momenteel niet. We zien wel. Ik weet ook niet of ik hier in België zal blijven. Het kan best zijn dat ik met mijn vriend ooit ergens anders beland. Maar als ik kinderen krijg, zal ik wel met hen geregeld langs musea trekken.”

Deel dit artikel:
Meer artikelen over:
Kunst en Cultuur

,

CIAP, Louise Osieka

Jo Cortenraedt

Hoofdredacteur, uitgever en allround journalist

Jo Cortenraedt is allround journalist met tientallen jaren ervaring in Nederland en daarbuiten. Hij werkte onder meer voor het ANP, het NOS-journaal en De Telegraaf. Hij startte in 1997 als hoofdredacteur en uitgever Chapeau Magazine, in hetzelfde jaar was hij betrokken bij de start van de regionale televisie in Limburg.

Voor beide media is hij nog steeds volop actief met verhalen, reportages, columns en beschouwingen. In de eerste fase van zijn carrière stonden vooral het actuele nieuws en politiek centraal. Tegenwoordig zijn dat eerder specialisaties zoals kunst- en cultuur, gastronomie, human interest en de kwaliteit van leven.

Zijn brede netwerk, van TEFAF tot André Rieu, draagt bij aan de positie van Chapeau in zowel Limburg, als ook in de rest van Nederland en in België.

Jo Cortenraedt 's topic(s):
Uitgelicht

Gerelateerd nieuws