Terugblik op een interview met Marijke Stultiens
Kunstenares Marijke Stultiens is in Bunde op 97-jarige leeftijd overleden. Ze was nog altijd actief en twee jaar geleden had ze nog een grote tentoonstelling in Bonnefanten. Marijke Stultiens-Thunissen was bekend om haar schilderijen, wandkleden en objecten en won daarmee verschillende prijzen. Haar al eerder overleden echtgenoot Rob Stultiens was beeldhouwer. Chapeau Magazine bracht in 2023 een groot interview met haar. Wij blikken terug.
Interview met Marieke Stultiens, april 2023
Kunstenares Marijke Stultiens (96) weet van geen ophouden. Nog altijd werkt zij met haar verbeelding vanuit haar atelier in Bunde. In Bonnefanten heeft zij momenteel een expositie, wat haar vreugde schenkt. Maar ze moet verder, want er is nog zóveel te doen.
Denken doet ze met haar handen. In het creatieve proces ontvlamt de inspiratie. Ideeën borrelen op. Dat was vroeger al zo toen ze als jonge kunstenares samen met haar man, beeldhouwer Rob Stultiens, vanaf de jaren vijftig vanuit Bunde uiterst gedreven werkte aan een eigen oeuvre waarmee ze zich in de kijker van de kunstwereld speelde en dat landelijk en in Europa zeker niet onopgemerkt is gebleven. Expressionistisch, veelzijdig qua materiaalgebruik en rijk in uitdrukkingstaal waar altijd wel poëzie en muziek in doorklinkt. Bescheiden, maar toch duidelijk aanwezig. Ook geldt zij als een geëngageerde kunstenares die het altijd opneemt voor de kunsten. Nu is ze 96. Voor het eerst is ze in de tentoonstelling A Room Of One’s Own in het Maastrichtse Bonnefantenmuseum vertegenwoordigd. Rijkelijk laat? „Liever laat dan nooit”, zegt ze nuchter. „Ik voel me vereerd met de erkenning die ik ontvang. Spijt heb ik nergens van. Hard werken wilde ik. En dat heb ik gedaan; en wel met alle plezier.” Of zij zich een feministe voelt? „Op de eerste plaats voel ik me kunstenaar. Weinig kan ik aanvangen met dit soort termen. Ik geloof in goede kunst. En in de schoonheid van het werken.”

Kleuren vervagen
Haar artistieke vuur is allesbehalve gedoofd. De energie heeft ze er nog voor, maar haar ogen willen niet meer. Toch zit Marijke Stultiens niet bij de pakken neer. „Een groot werk ga ik waarschijnlijk niet meer maken. Dat is me te zwaar. En ik heb moeite om kleuren te zien. Het werk dat ik nu maak is klein in zwart-wit.” Enkel de kleuren vervagen op haar oude dag. Dat kun je daarentegen niet zeggen van haar geheugen, dat nog messcherp is en ons meeneemt naar vroeger. Tot nostalgie vervalt ze echter allerminst. Marijke Stultiens staat midden in het leven, ze weet wat er op de wereld en in haar omgeving te koop is en heeft een uitgesproken visie op de aard en het wezen van de kunstenaar. Buiten een inspirerende persoon met een omvangrijk oeuvre dat niet voor een gat te vangen is, is Marijke Stultiens vooral een beminnelijk persoon; iemand met wie je graag een paar uur doorbrengt. Iemand ook die niet bang is om de zaken bij hun naam te noemen, die uitgesproken durft te zijn zonder daarbij kort door de bocht te gaan. We ontmoeten Marijke Stultiens om tien uur ’s ochtends. Ze wacht ons op in het woonhuis waar ze al vanaf 1960 woont. Haar kleindochter en haar familie hebben het voor haar te groot geworden huis met imposante tuin overgenomen. Ze is verhuisd naar de oude speelkamer van haar kinderen. „Ik ben in het eigen huis verhuisd. Vroeger speelden hier de kinderen. Tegenwoordig heb ik er mijn intrek genomen. Alles wat ik nodig heb is voorhanden. Het huis met de ateliers was te groot voor mij. Ik ben blij dat ik in mijn vertrouwde omgeving kon blijven.’’

Modieuze verschijning
Voor een dame op leeftijd oogt ze opvallend hip. Met het aura als van een gracieuze filmster op leeftijd. In haar zwarte legging en groene blouse met kek zwart vest en rood gestifte lippen is Marijke Stultiens klaar voor de dag. „Allemaal van de kringloopwinkel”, zegt ze lachend wanneer we vragen naar haar modieuze verschijning. „Als je de oorlog hebt meegemaakt ga je, denk ik, anders om met bezittingen. Je gooit dan niet gauw iets weg. Ik ben zuinig op mijn spullen. Mode zegt me weinig. Maar ik hecht er wel waarde aan goed voor de dag te komen.” Het duurt niet lang of Marijke Stultiens, die al koffie met koekjes heeft geserveerd, acht de tijd rijp voor een glaasje witte wijn met blokjes kaas erbij. Haar kamer is klein, maar functioneel. Ze is omringd door een aantal werken van haar inmiddels 21 jaar geleden overleden man Rob Stultiens. Op de kast ligt een iPad waar ze zo nu en dan podcasts mee beluistert. Ze kijkt uit op de tuin waar behalve een trampoline voor de achterkleinkinderen ook beelden van haar man te zien zijn. Ook werken van haar hand, met name een aantal geschilderde boeken, zijn te zien. Kunst en leven smelten in haar bestaan samen. Haar atelier is vlakbij. „Elke dag ben ik daar nog te vinden. Ik probeer als mijn ogen het toelaten aan kleinere schilderijen te werken. Het werk is nooit af.”

Merkwaardige tijden
De toestand in de wereld ontgaat haar allerminst. Met name de oorlog in de Oekraïne drukt op haar gemoed. „We leven in merkwaardige tijden, ook hier in ons land. De wereld is tegenwoordig erg consumptief en vluchtig. Ik kom uit een andere tijd. Naar vroeger verlang ik beslist niet, maar zo nu en dan zou ik het fijn vinden om met een leeftijdsgenoot herinneringen op te halen. Die leeftijdsgenoten zijn er niet meer. Gelukkig ben ik niet alleen. Mijn familie is altijd in de buurt. Toch is oud worden een eenzame bedoening. Alleen al omdat ik in gezelschap moeite heb de gesprekken te volgen. Ik ben er dan wel fysiek, maar ook weer niet echt helemaal bij. Maar ik klaag beslist niet en mijn humeur is goed.” Marijke Stultiens rolde, zoals ze het zelf zegt, automatisch in de kunst. Anders geformuleerd: haar werklust vertaalde zich in kunstwerken. Ze sublimeerde als het ware haar leven van alledag in kunst. „Ik kom uit een groot gezin. We woonden nabij de bosrand in Breda. Voor mij bestaat er een periode vóór en een tijd ná de oorlog. Die oorlog maakte me, denk ik, inventief. We moesten wel. Alles bouwden we zelf. Het hout van omgezaagde bomen gebruikten we voor de haard. Ik leerde er klieven. In mijn herinnering heb ik de hele oorlog gekliefd. Je leerde er van niets iets te maken.”

Ambachtelijk werken
„Vanuit de noodzaak om met mijn handen te werken ontstond ook de behoefte om schilder te worden. Het ambachtelijke sprak me aan. Of er één specifiek moment is geweest waarop ik besloot het pad van de kunst te volgen weet ik niet. Wel herinner ik me dat ik kennis had gemaakt met het werk van de Duitse beeldhouwster en grafisch kunstenares Käthe Kollwitz. Haar indringende werk en tragische levensloop spraken tot mijn verbeelding. Ze verloor haar zoon in de Eerste Wereldoorlog en haar man en kleinkind in de Tweede Wereldoorlog. Die ellende heeft ze vertaald in kunstwerken die nog altijd tot ons spreken. Ze had een medium gevonden om haar roeping mee te kunnen verwezenlijken. Dat raakte me. Ook ik wilde vanaf toen een medium vinden waarin ik mijn gedachten over het leven en de wereld kon vangen. Ik raakte gefascineerd door het schilderen.” In het atelier werpen we met haar een blik op de aanwezige werken. Een woord dat bij ons bovenkomt is tijdloosheid, iets dat ook haar opstelling in het Bonnefanten typeert. Stultiens lijkt de tijdloosheid die in haar gistte en brandde vorm te geven in een oeuvre dat zich eerder uitgesproken rijk dan ingetogen karig aan ons toont. Niet voor niets staat in het Bonnefanten op de muur haar uitspraak te lezen dat ‘een beetje te veel net genoeg voor haar is’. Haar belevingswereld beperkt zich beslist niet tot haar directe omgeving, zo valt op te merken. Strofes uit gedichten, bijvoorbeeld van Gerrit Achterberg of regels uit het Bijbelverhaal Genesis, vinden niet zelden hun bestemming op een schilderij. En ook opgedane indrukken van de reizen die ze maakte, bijvoorbeeld naar Griekenland, Egypte, Italië, Ierland en Amerika, vinden in haar werken een weerklank.
Hard werken wilde ik en dat heb ik gedaan
Uitzonderlijk
In Breda ging ze naar het gymnasium – een jongensschool. Haar ouders hadden beiden een technische achtergrond en stimuleerden haar voor het hoogst haalbare te gaan. „Het was zeer uitzonderlijk dat ik werd toegelaten. Voor meisjes was het gebruikelijk naar Roosendaal te gaan. Maar door de oorlog moesten ze er noodgedwongen een gemengde school van maken. Ik vergeet nooit meer wat de directeur van het gymnasium tegen me zei: ‘We houden hier niet van paarvorming’. Ik moest mijn vlechten wegstoppen en we werden goed in de gaten gehouden. Niet eens zo lang geleden zag ik een oude klassefoto en ik kende nog steeds de namen en kenmerken van mijn oude klasgenoten. Die tijd heeft klaarblijkelijk veel indruk gemaakt.” „Mijn moeder heeft bouwkunde gestudeerd. Echter toen ze een tweeling kreeg bond ze in. Ze stopte als architecte en werd fulltime moeder. Mijn vader stierf op jonge leeftijd. Later hertrouwde mijn moeder, maar ze pakte haar oude beroep nooit meer op. Ze speelde heel mooi piano. Dus enige voeling met het artistieke leven heb ik zeker van haar meegekregen. Mijn keuze om in Maastricht naar de kunstacademie te gaan werd beslist niet met gejuich ontvangen. Toch ben ik gegaan. Die kunstacademie was kennelijk nog enigszins acceptabel. De toneelacademie daarentegen zouden ze niet hebben goedgekeurd.” Lachend: „Die was duivels.”
Zenuwpezen
Na een poos stapte ze van de academie (destijds de kunstnijverheidsschool) in 1949 – als enige vrouw – over naar de Jan van Eyck Academie. Ze wilde zich daar gaan toeleggen op het schilderen. Daar leerde ze ook haar man Rob Stultiens kennen. „Er zijn begin jaren vijftig veel kunstenaarsechtparen gevormd. De kinderen die uit die huwelijken geboren zijn, die zijn ook allemaal ongeveer even oud. Mijn man was beeldhouwer. Dat is een prima combinatie met een schilder. Ik ga graag om met beeldhouwers. Dat zijn in de regel harde werkers. Het werk is ambachtelijk. Soms was hij dagen met een beitel in de weer. Als hij het werk kortstondig neerlegde kon hij de draad zo weer oppakken. Een schilder kan dat niet. Schilderen is veel technischer. Als je moet ophouden ben je meteen de concentratie kwijt. Als mij dat overkwam ging ik meteen iets anders doen, iets technisch als lijsten maken bijvoorbeeld of iets plamuren. Schilders zijn zenuwpezen.”
Vanaf 1960 woonde Marijke Stultiens met haar man in het huis waar ze vandaag nog woont. Drie kinderen kreeg ze. „Ze zijn allemaal goed terechtgekomen. Gepusht om in de kunst te gaan hebben we ze nooit. Ze hebben alle drie gedaan wat ze wilden. We hebben een goede verstandhouding. Mijn twee dochters wonen in de buurt en mijn zoon in Amsterdam.” Glimlachend: „Ik moet eraan wennen dat ik al een zoon heb van zeventig.”

Zorg voor het huishouden
Dat ze als vrouw vanaf de jaren zestig sociaaleconomisch op achterstand stond heeft ze nooit zo ervaren. „Ik heb vooral mijn eigen plan getrokken. Ook hier in huis was dat zo. Mijn man werkte in zijn atelier en ik in het mijne. We zagen elkaar overdag vrijwel nooit. Ja, misschien om een hamer te lenen. Maar we werkten aan onze eigen projecten. Natuurlijk nam ik – geheel in de lijn met de gangbare opvattingen – de zorg voor het huishouden en de kinderen op me. Maar ik geloof dat vrouwen dat ook beter kunnen dan mannen. Vrouwen kunnen veel tegelijk doen. Mannen lukt dat niet. Daarentegen hebben mannen meer geldingsdrang. Die willen zich manifesteren. Vrouwen zijn, denk ik, bescheidener.” Toch heeft ook Marijke Stultiens nooit te klagen gehad over publicitaire aandacht. Haar werk werd al relatief vroeg opgepakt door het katholiek dagblad De Tijd. Maar liefst drie keer kreeg ze de Koninklijke subsidie voor de Schilderkunst toegewezen met in de jaren die volgden internationale exposities in onder andere Lausanne, Warschau, Stuttgart en Parijs. Ook in eigen streek en land was ze door de jaren heen veelvuldig te zien. „Ik klaag niet over de aandacht die ik heb gekregen. Ik kijk met een goed gevoel terug op mijn leven en werk.” Streng is ze voor zichzelf, zo vertelt ze. De lat lag altijd hoog. Voor half werk ging ze niet. „Nooit”, zegt ze gedecideerd. „Ik zag het altijd als een plicht om het beste te geven dat ik in me had. Je komt geen stap verder als je jezelf spaart. Ik geloof in discipline en hard werken. Streng zijn voor jezelf, dat is mijn motto. Streng en onafhankelijk. Zoveel mogelijk willen leren. En geen zeurpiet zijn. Het is belangrijk om als kunstenaar, maar wellicht ook als mens, zoveel mogelijk zelf te kunnen doen. Als kunstenaar komt het volgens mij aan op drie wezenlijke kenmerken: je moet eigenwijs zijn, onafhankelijk en energie hebben. Ik heb altijd gezorgd dat ik in beweging bleef, dat is belangrijk.
Inspiratie
„Ik geloof niet in mensen die wachten op inspiratie. Je moet gewoon aan de slag. Tijdens het werken ontstaan de gedachten. Vaak had ik in mijn atelier muziek op de achtergrond. Met Bach en Mozart kun je goed werken. Dat geldt niet voor Sjostakovitsj, die is te aanwezig. Ik houd veel van muziek.” „Werk geeft me rust”, vervolgt ze. „Je moet je tijd goed gebruiken, dat is belangrijk. Niet lummelen. Werken geeft voldoening en blijdschap. Dat geluksgevoel dat ik ervoer en soms nog ervaar als ik aan het werk ben, moet ook Vincent van Gogh hebben gevoeld. Ik lees net zijn brieven. Ik geloof daarom ook niet dat Van Gogh altijd die ongelukkige man is geweest zoals ze hem door de jaren heen hebben getypeerd. Hij moet al werkend geweten hebben dat zijn werk goed was, zoiets voelt een kunstenaar.” Met een werk beginnen is één ding, het beëindigen een ander. „Ja het grote vraagstuk is altijd wanneer een kunstwerk af is. Er komt een moment dat elke toevoeging afbreuk doet. Ik ben altijd in dialoog met de kunstwerken. Een schilderij zegt iets terug. Lijnen en vlakken spreken met me; ze stellen me soms vragen. Af en toe moet je een werk rust geven, het wegleggen. En dan komt er een keer het moment dat het klaar is.”
Schilderen is veel technischer dan beeldhouwen

Eigen weg
Ze is nog altijd goed op de hoogte van de kunstscene en volgt de tentoonstellingen zo goed als dat gaat op de voet. „Ik heb veel bewondering voor de huidige generatie kunstenaars. Tanja Ritterbex, Esther Janssen en Monique Bisscheroux bijvoorbeeld maken – hoe verschillend van elkaar ook – mooi werk. Iedere kunstenaar legt zijn eigen weg af. Toen ik vanuit Breda in Maastricht neerstreek was het klimaat hier erg benauwend. De katholieke kerk had een behoorlijke vinger in de pap. Zoiets als naakt poseren was er op de academie niet bij. De tijd was preuts. Wij verzetten ons hiertegen. De kunstenaars die destijds de toon zetten waren Charles Eyck en Joep Nicolas. Niets mis mee. Maar zoals elke nieuwe generatie die zich aandient wilden wij iets anders. Wij voelden ons aangetrokken tot Cobra, waar we in Luik werk van zagen. Abstractie sprak ons aan. De directeur van de academie destijds vond die ontwikkeling weg van de figuratie helemaal niets. ‘Straks gaan jullie allemaal groene neuzen schilderen’, zei hij. Toch zette die abstractie door. Ook trokken veel kunstenaars naar Amsterdam. Daar gebeurde het. Wij besloten hier te blijven. We woonden mooi en konden in deze regio goed werken.”
De Belgische schilders hebben vanaf haar studietijd altijd haar grote interesse gehad. „De Vlaamse School vond ik interessant met mensen als Constant Permeke, Rik Wouters en Gustave de Smet. Vaak gingen we naar Luik om daar tentoonstellingen te bekijken. In mijn eigen omgeving vond ik Piet Killaars altijd een boeiende kunstenaar. Ik kende hem goed.”
Laatste puzzelstukjes
Alles heeft ze naar eigen zeggen uit het leven gehaald. Voor de kunsten heeft ze zich vol overgave ingezet, ook voor de kunst van anderen. Samen met kunstenaar Fons Lemmens (1941-2018) streed ze in de jaren tachtig in het kunstenaarsinitiatief Het Bassin voor meer expressiemogelijkheden voor jonge kunstenaars in Maastricht en Limburg. Ze gelooft in de kunst, dat lijdt geen twijfel. Bezig is ze, zoals ze het zelf zegt, met het leggen van de laatste puzzelstukjes van haar leven. Van de kerk heeft ze afstand genomen, alhoewel ze houdt van de rituelen.
„Ik vind het jammer dat de hemel niet bestaat”, zegt ze lachend. „Ik heb niets met de dogma’s van de kerk. Van die onbevlekte ontvangenis geloof ik geen moer. Gaandeweg kreeg ik steeds meer in de gaten dat de kerk ons voor de gek had gehouden. Maar ik kan genieten van de kerkelijke kunst. Belangrijk voor mij is dat ik doorleef in andere mensen. De wereld een heel klein beetje beter maken, dat is waar ik in geloof. De luxe van de oude dag is dat je niets meer moet. Je hoeft niet meer om te gaan met zeurpieten. Tegen de dood kijk ik niet op. Ik geloof wel dat het dan definitief afgelopen is. Ook geloof ik dat iets in anderen van jou blijft doorwerken. Ik weet dat ik alles heb gedaan wat in mijn macht lag om het beste uit mezelf te halen. Ik vond dat ik dat aan mezelf verplicht was. Je moet je kwaliteiten optimaal gebruiken, daar geloof ik heilig in.”
Je moet eigenwijs zijn, onafhankelijk en energiek
