Bert Quadvlieg, qua stijl enigszins de tegenhanger van Jan des Bouvrie. Maar ook voor Bert Quadvlieg staat als binnenhuisarchitect zijn leven in het teken van schoonheid. Vele kastelen, villa’s en landhuizen richtte hij in voor een internationale clientèle. Quadvlieg (1946) werkte vele jaren vanuit een koetshuis in Roosteren, maar woont en werkt sinds 2006 in Mougins bij het Mondaine Cannes aan de Côte d’Azur.
Het decor voor het gesprek kan niet beter. Terug in zijn vertrouwde koetshuis in Roosteren. Hij heeft het lang geleden verkocht, maar de arts die het nu in bezit heeft en er een praktijk wil vestigen heeft het hem een tijdje verhuurd, zodat Quadvlieg zijn uitgebreide collecties meubelen, kunt en decoratiestukken kan opruimen middels een doorlopende verkoopexpositie. “Na mijn vertrek is dit object nog eigendom geweest van een vastgoedman, die er een een ietwat protserig kantoor van maakte. Maar die is nadien met louche praktijken tegen de lamp gelopen”, zegt hij gedecideerd. Bert Quadvlieg past met zijn uitstraling en Zuid-Franse kleding prima tussen de veelal prachtige stukken die er uitgestald staan. „Ik ga graag goed gekleed omdat ik van mooie dingen hou. Kleuren, stoffen. Het hoeft niet overdadig te zijn, als het maar mooi is. Op tien meter afstand zie ik al of een stof katoen of linnen is. Als ik op Schiphol aankom vanuit Nice, dan schrik ik me altijd rot hoe de mensen gekleed zijn. Vaak kraak noch smaak. Kennelijk schenken ze er geen aandacht aan. Doodzonde. Dan zie je mannen met rugzak, korte broek en teenslippers. Die laatste zouden verboden moeten worden. Echt intriest. Wat dat betreft hebben Italianen een veel betere smaak dan Nederlanders, maar goed, zij zijn ook opgevoed met gevoel voor schoonheid. Het is niet een kwestie van geld. Je hoeft niet per se een jurk van Dior te kopen. Bij Zara hebben ze ook stijlvolle spullen. Ik kan er van genieten als mannen en zeker vrouwen mooi gekleed zijn.”
Interieurarchitect, is dat vanaf het begin de keuze geweest?
„In ieder geval het vormgeven van wonen. Ik ben grotendeels autodidact hoewel ik nog een tijdje industriële vormgeving in Eindhoven heb gestudeerd. Op m’n zeventiende woonde ik op kamers nadat ik in Linne was opgegroeid. Ik denk dat ik m’n tijd vooruit was, maar in het begin wilde ik te veel. Ik had op een gegeven moment een modezaak in Roermond met ook nog een kunstgalerie en een woonwinkel. Dat was wat veel van het goede en toen ging het zakelijk ook even mis met een faillissement. Kort daarna ben ik weer begonnen met het inrichten van huizen maat wilde het anders. In 1984 deed zich een gelegenheid voor om het koetshuis in Roosteren aan te kopen. We zijn vanaf dat moment alleen op afspraak gaan werken. Veel internationaler en met een turn key-formule. De architectuur, infrastructuur, renovaties, alles tot en met de kunst deden we zelf. André Rieu heeft bij de opening nog gespeeld met zijn Maastrichts Salon Orkest. Was heel betaalbaar. En heel leuk”
U zegt ‘we’. U deed dus niet alles zelf.
,,Nee we hadden flink wat personeel omdat de projecten steeds groter werden. We deden alles, van begin tot einde. Dan moet je de nodige disciplines in huis hebben. Bovendien reisde ik veel, terwijl de boel hier toch moest blijven doordraaien. Ik had altijd een grote voorraad, dan kon je kiezen. Het moest ultimo zijn. Geld interesseerde me eigenlijk niet. heb zakelijk af en toe lastige periodes gehad, winst was niet mijn eerste doel. Maar we leefden niet in armoede. Mijn vrouw, met wie ik al meer dan vijftig jaar getrouwd ben, deed de administratie. De accountant moest me af en toe in de teugels houden. Ik wilde iets moois maken . Dat is gelukkig vaak gelukt. Elke drie weken ging ik naar Florence en Siena. In die omgeving heb ik veel spullen gekocht. Kunstvormen die toepasbaar zijn in interieurs. Bijvoorbeeld deze olijfvaten uit de vijftiende eeuw. Ik kocht dus niet op bestelling maar naar eigen smaak, en dan keek ik daarna in welk interieur ik ze kon gebruiken. Ik wilde nooit twee keer eenzelfde interieur maken. Daarom moest ik heel veel verschillende spullen in huis hebben.”
Waar haalde u de inspiratie vandaan?
,,Ik ben altijd gedreven geweest door schoonheid en je ontwikkelt je ook steeds verder. Ik was op veertien internationale interieur magazines geabonneerd. Ik reisde de wereld rond, dan kom je op allerlei ideeën. En ik heb altijd het geheel proberen te zien, het gebouw van binnen én van buiten. Daarom kunnen sommige bouwarchitecten hele mooie interieurs maken. Maar lang niet allemaal. Je moet alle mooie dingen van het leven beheersen en overal verstand van hebben, ook van gastronomie, mooie wijnen en goede sigaren.”
U hebt in die tijd nog Château Neercanne en Château St. Gerlach ingericht. Camille Oostwegel was een goede klant van u.
„Jazeker, hij was een interessante opdrachtgever. Heb ik plezierig mee gewerkt. Knap wat hij allemaal gerealiseerd heeft, heel mooie huizen. Ik begreep dat de volgende generatie voor een modernere stijl kiest. Dat is een keuze. Bij het Kruisherenhotel snap ik dat design wel. Dat past ook wel in het tijdsbeeld. Dat begon in 2005. Een omwenteling in design naar modernisme. Ik heb zelf ook wel eens extreem moderne projecten gedaan hoor. Toen ik in 1972 begon was mijn stijl juist heel modern. Maar daar was toen weinig belangstelling voor. Wat je nu weer ziet, zijn combinaties tussen modern en antiek. Dan moet je wel de goede smaak en de goederen hebben. Puur antiek, daar zit de jongere generatie niet op te wachten. Maar de combinatie is wel in trend.”

Jan des Bouvrie, was dat een tegenhanger van u?
„Nee. Ik waardeerde hem zeer. Hij deed ook veel in Zuid-Frankrijk. Hij heeft ervoor gezorgd dat de Nederlander de zware eiken meubelen de deur uit deed. Dat was een verdienste. Die waren te plomp. Bij Jan was altijd alles wit, ik ben daar meer gevarieerd in. In Nederland heeft niemand mijn stijl kunnen nadoen. Ik vond overigens Herman Zeekaf een heel goede architect. Hij had een uitstekende smaak en was zijn tijd ver vooruit. Hij ontwierp onder meer de bekende winkel van Kiki Niesten in Maastricht en richtte ook Kasteel Vliek in. Een fijne man.”
Deed u ook buiten Limburg hotels en restaurants?
„Jazeker. Ik heb bijvoorbeeld het destijds bekende restaurant Chalet Royal gedaan in Den Bosch. Prachtig. Rond de eeuw- wisseling werd ik gevraagd voor de nieuwe inrichting van hotel De l’Europe in Amsterdam. Mijn eerste plan werd meteen van tafel geveegd. Het volgende werd enthousiast ontvangen. Maar toen moest ik nog naar Freddy Heineken, toen de eigenaar van deze zaak. En ook stamgast trouwens. Hij keek me in eerste instantie wat minzaam aan. Hij wilde een boel zelf doen, maar toen heb ik gezegd: ‘Mijnheer Heineken, ik doe alles of niets’. Ik heb hem toen mijn grote boek overhandigd met mijn mooiste projecten zoals een Italiaanse villa in Rotterdam en ook Château Neercanne. Na een kwartier bladeren zei hij: ‘Mijnheer Quadvlieg, u hebt een goede smaak, bijna net zo goed als die van mij’. Toen kon ik beginnen. Ik was bijna drie uur lang op zijn kamer geweest. De medewerkers stonden er versteld van, want ze gaven me vooraf niet langer dan een kwartier. Drie maanden later is hij overigens overleden.”
Worden nog veel mooie hotels ingericht tegenwoordig?
„Jawel, maar toch veel minder dan voorheen. Het is meer en meer een eenheidsworst aan het worden, verschrikkelijk. Kennelijk vindt men dat de hotels overal hetzelfde uit moeten zien en geen eigen karakter meer mogen hebben. Er zijn uitzonderingen. Zoals de Aman-groep, die voornamelijk hotels heeft in Azië en ook eentje in Venetië en in Courchevel. Fantastisch. Een eigen stijl vind ik heel belangrijk. Ik ben er nog niet geweest maar heb de foto’s gezien van de nieuwe zaak van Hans van Wolde. Die konden mij zeer bekoren, daar moet ik zeker naartoe.”
Ik neem aan dat u ook vermogende Nederlanders vlak over de Belgische grens tot uw klantenkring mocht rekenen.
„Dat klopt. Op een gegeven moment gingen bepaalde families hun bedrijven verkopen. Die brachten veel geld op. Om fiscale redenen, maar ook om het ontlopen van de sociale controle, staken ze dan de grens over. Daar heb ik veel grote villa’s ingericht.”
Als ik op Schiphol aankom, dan schrik ik me altijd rot hoe de mensen gekleed zijn. Vaak kraak noch smaak’
Rijk zijn betekent niet automatisch dat je ook smaak hebt.
„Nee, zeker niet. Ik heb niks met decadentie. Kijk eens naar sommige jonge miljonairs die met wat geluk of een kruiwagen hun vermogen hebben verworven. Als je goed kunt voetballen, wil dat niet zeggen dat je ook een goede smaak hebt. Ze laten graag zien wat ze hebben, maar het heeft met cultureel besef weinig te maken. Dat gevoel heb ik ook een beetje bij Dubai. Als het maar duur is. Daar zitten veel verkeerde mensen die zich onaantastbaar wanen.”
Wie bepaalt de smaak, de man of de vrouw?
„De vrouw is vaak leidend, dat is heel duidelijk. Misschien is dat nu iets anders, maar het was echt wel een klassiek rolmodel. De vrouw maakte de keuzes, de man betaalde.”
U zult ook wel af en toe vreemde snoeshanen onder uw clientèle hebben gehad.
„Ik praat liever over kleurrijken lieden. Maar ik heb geen huizen van criminelen ingericht bijvoorbeeld, hoewel ze budget genoeg hadden. Daar leende ik me niet voor. Ik heb gelukkig een soort zesde zintuig voor verkeerd geld. En anders voelt mijn vrouw dat wel snel aan. Maar natuurlijk waren er heel bijzondere klanten bij. Zoals een man uit Caïro voor wie ik een appartement moest inrichten. Tien jaar later wilde hij een Italiaanse pallazo in Caïro. We deden de hele architectuur. Alleen de locatie wisselde een paar keer. De eerste keer moest het in de buurt van de piramiden en een villa van Gaddafi zijn. Uiteindelijk hebben we er veertien jaar over gedaan. Maar het is gelukt. Hij was waarschijnlijk wel de meest vermogende cliënt die ik ooit heb gehad. Ik heb vaak voor leuke, aardige mensen gewerkt. Je komt echt in het leven van iemand, heel privé. Het belangrijkste was dat ze heel tevreden waren en dat ik iets moois voor hen had kunnen creëren.”

U heeft ook nog op TEFAF gewerkt.
„Ja, maar niet met een eigen stand. Ik heb wel een jaar of tien het restaurant van Maison van den Boer op TEFAF ingericht op verzoek van Bert van den Boer. Dat moest er pico bello uitzien. Ik heb ook nog met kunsthandelaar Rob Noortman gewerkt. Hier hangen nog een paar schilderijen uit de zeventiende eeuw. Heb ik van hem gekocht. Jammer dat hij zo vroeg is overleden. Ik heb altijd goed met Rob gewerkt, hij kwam altijd zijn woord na. En hij heeft veel voor de kunstwereld en zeker voor musea gedaan. Ik kocht trouwens bij meerdere handelaren mooie stukken. Die gebruikte ik dan weer voor de inrichting van villa’s en kastelen. Heb wel jaren op PAN Amsterdam gestaan met een stand en op TEFAF had ik regelmatig stukken in consignatie bij kunsthandelaren. Ik heb nu nog een stuk of vijftig interessante moderne schilderijen in opslag. En Chinese vazen van tweeduizend voor Christus. Ja, ik heb wat afgekocht in m’n leven.”
Als je goed kunt voetballen, wil dat nog niet zeggen dat je een goede smaak hebt
Internationaal is uw collega Axel Vervoordt, die jaarlijks ook op TEFAF staat, bekender geworden. Die richt huizen in tot in Beverly Hills.
„Ja, die was veel beter in public relations, dat deed ie heel goed. Als ik wat meer tam tam had gemaakt, had ik waarschijnlijk ook meer groten der aarde als klant gehad. Maar ik was er niet zo mee bezig. Maar goed, ik heb toch mooie projecten gehad, onder andere in Gstaad, Monaco en op Ibiza. Bij Axel is het werk voor interieurprojecten ook veel minder geworden. Hij is heel slim geweest om zich meer te gaan richten op Japanse kunst. Daarmee staat hij op alle grote kunstbeurzen in de wereld. Je ziet het ook aan zijn stand op TEFAF. Het gaat nauwelijks nog over interieur maar veel meer over de kunst op zich. Maar och, ik heb zeker bij veel vooraanstaande mensen gewerkt. Zo heb ik het huis van Jan Timmer (oud-topman Philips, JC) in Portugal ingericht. Via hem heb ik ooit ook Steve Jobs in Los Angeles ontmoet. Knap hoor wat die met Apple heeft gedaan. Altijd gekozen voor zijn eigen design. En voor Leon Melchior in Lanaken heb ik ook wel het een en ander gedaan.”
Bent u ook verzot op auto’s en horloges?
„Dat valt wel mee. En zeker niet de meest opzichtige merken. Ik heb vroeger Jaguar gereden en ook Citroën, toen dat merk nog mooie auto’s maakte. En van de vroegere Quattro porte van Maserati was ik een fan qua belijning. Heel sierlijk. De Range Rover is ook nog altijd de meest originele SUV. En qua horloges hoeft het voor mij niet potsierlijk te zien. Eerder ingetogen zoals je ziet bij Breguet, Patek Philippe en Blancpain.”
Waarom vertrok u op een zeker moment naar Frankrijk?
„Dat was in 2006. Twee jaar eerder rukte internet op in de markt van interieurarchitectuur. De mensen wilden nog wel een advies of een ontwerp, maar ze wilden zelf op zoek naar de spullen. Dat was het einde van het concept van mijn bedrijf, want wij deden alles, tot en met het leveren van de spullen. Het verdienmodel was weg. In Frankrijk heb ik wel nog een aantal projecten gedaan, onder meer in Monaco, Vence en St. Tropez. Voornamelijk voor Nederlanders en Belgen. Maar minder werk dan voorheen, ik had ook geen personeel meer. Ik kende natuurlijk wel nog steeds mijn adressen waar ik mooie spullen kon vinden.”
Waarom bent u nu een verkoopexpositie begonnen in Roosteren en wilt u van alle spullen af ?
„Ik heb er vijftien jaar over nagedacht. Mijn beide dochters zeiden al langer: ‘Papa, wanneer ga je eens opruimen?’ Op een gegeven moment heb je een bepaalde leeftijd. Je moet toch een keer afscheid nemen, wat wel pijn doet. Omdat ik nu veel minder doe in mijn werk, kun je deze producten ook niet meer gebruiken. Maar eigenlijk zou het mooiste zijn om ze nog toe te passen in gebouwen. Maar goed, ik ben nu 74 en de jaren gaan tellen.”
Wilden de dochters het bedrijf niet voortzetten?
„Nee, mijn jongste dochter heeft in Florence wel art and history gestudeerd, maar haar man werkt als econoom in Amsterdam, dus dat is er niet van gekomen. Al heeft ze hier wel vijf jaar gewerkt en ze heeft er ook wel de smaak en klasse voor. De oudste dochter heeft bedrijfskunde op Nijenrode gedaan, dus dat is een heel andere richting. Zeker vind ik het ergens jammer dat geen van de dochters dit heeft overgenomen. Ik had dat leuk gevonden. Maar dat kun je niet forceren. Ik probeer nu dit jaar via deze expositie de spullen te verkopen.”
Leeft u momenteel als God in Frankrijk?
„Ja, ergens wel. Vlakbij Cannes in het mooie Mougins. Ik zou nog wel in Frankrijk willen blijven, je zit daar heerlijk dicht bij alles. Cannes, St. Tropez, Italië. Toscane is nog fijner dan Zuid-Frankrijk. Mooier en het Italiaanse eten is heerlijk, evenals de wijnen. De mensen zijn vriendelijker dan in Frankrijk. Maar de verbindingen tussen Nederland en Zuid-Frankrijk zijn veel beter. Dat scheelt, vandaar die keuze. Mensen denken al gauw dat je in Zuid-Frankrijk elke avond in een restaurant zit, maar dat is niet zo. Ook niet nodig, want mijn vrouw kookt uitstekend. Ik zorg dan voor de wijn. Meestal een witte Bourgogne of een rode Italiaan. Maar mijn vrouw wil liever terug vanwege de kinderen en kleinkinderen. Als we mogen kiezen, dan moet het Maastricht worden. Daar zijn we ook aan het kijken. Liefst een kleinere villa met minder tuin. Maar geen appartement. Dat gaat er bij mij niet in, al begrijp ik dat mensen daar om praktische redenen voor kiezen.”
De verkoopexpositie van Bert Quadvlieg is tot en met 31 december 2020 elke zaterdag en zondag van 11:00 tot 17:00 geopend.
Lanterdijk 10, Roosteren (NL) – +33 (0) 687 59 36 52