Verzameling Defauwes ‘third floor’ in Bonnefantenmuseum
Vriendschap, een avontuurlijke geest en volharding behoren met zekerheid tot de grondstoffen die aan de basis stonden van de buitengewone collectie van JACQUES EN MINY DEFAUWES uit Heerlen. Een collectie − Jacques Defauwes spreekt liever van een verzameling − die in de loop van goed dertig jaar zijn beslag kreeg in een privémuseum. ,,Ik heb enkel een plek willen CREËREN waar onze kunst het best tot haar recht komt, waar de confrontatie met de ideeenrijkdom die eruit spreekt het meest direct ervaren kan worden. De opgebouwde verzameling met een hoofdrol voor de Bergense kunstenaar Jaap Mooy (1915-1987) verdiende op enig moment die ruimte.”
De Verzameling Jacques & Miny Defauwes ‘third floor’ is vanaf 12 oktober voor het eerst te zien in het Bonnefantenmuseum. Samen met de tentoonstelling verschijnt er een lijvig boek dat het oeuvre van Jaap Mooy in woord en beeld in een cultuurhistorisch perspectief plaatst. „We vinden het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen het werk kunnen zien,” zegt Jacques Defauwes terwijl hij druk gesticulerend langs de geselecteerde stukken van de tentoonstelling loopt. „Het is de eerste keer dat deze werken ons huis verlaten. Dat geeft wel een speciaal gevoel. Dit is ons trotse levenswerk. In deze kunstverzameling spreekt onze blijvende fascinatie voor de kunst in het algemeen en voor Jaap Mooy in het bijzonder.”
DETAILLIST
Jacques Defauwes is een detaillist. Waarschijnlijk een beroepsdeformatie die hij heeft opgelopen als orthopedisch schoenmaker waarbij elk onderdeel even belangrijk is in het verwezenlijken van meer loopcomfort en dus levenskwaliteit. „Die ambachtelijkheid en dat scherpe oog voor detail deelde ik wel met Jaap Mooy. Hij was technisch begaafd en een veelzijdig kunstenaar. Maar in het mooie, de schoonheid was hij niet geïnteresseerd. Mooy wilde een gedachte, een gevoel of een ongemakkelijke situatie tot uitdrukking brengen. Het ging hem om het verhaal dat achter of in het beeld schuilging. Hij stelde in zijn werk zaken aan de kaak. In die zin leerde Jaap Mooy mij niet alleen kijken, maar ook denken over kunst en de wereld. Hij maakte de kunst beleefbaar, als een ervaring.”
VAKANTIE VOOR DE GEEST
In zijn geboorteplaats Sibbe leerde Jacques Defauwes de gevierde kunstschilder Lei Molin kennen. Door hem raakte hij als het ware besmet met het kunstvirus. Toen Molin naar IJmuiden vertrok bleven ze in contact. Samen met kunstschilders als Ger Lataster en Pieter Defesche maakte Molin deel uit van de kunstenaarsbeweging ‘de Amsterdamse Limburgers’. „Lei bracht ons in contact met een keur aan gerenommeerde kunstenaars, van de schrijver Bert Schierbeek tot beeldend kunstenaars als Ger Lataster, Jef Diederen, Jan Sierhuis, Klaas Gubbels en niet te vergeten Jaap Mooy. Miny en ik zijn nooit meer losgekomen uit die ban van de kunst. We kochten liever een kunstwerk dan dat we op vakantie gingen. Met kunst in huis heeft de geest in feite altijd vakantie.”
HOEDMAN
Jaap Mooy zou je een artist’s artist kunnen noemen. Gewaardeerd vooral door fijnproevers en kunstenaars en minder bekend bij het brede publiek. Toch vertegenwoordigde de uit het Noord-Hollandse kunstenaarsdorp Bergen afkomstige kunstenaar Nederland in 1964 samen met Karel Appel en Lucebert op de Biënnale van Venetië. Hij raakte nauw betrokken bij de Cobra-beweging, maar maakte er nooit deel van uit. „Mooy was een onafhankelijke geest. Hij zoog alles wat hij zag in zich op. Hij was een anarchist, maar ook een dichter. Zijn werk is zowel figuratief als abstract. Jaap Mooy is niet voor één gat te vangen. Juist die beweeglijkheid van zijn artistieke scheppingen maakte hem voor mij zo onweerstaanbaar. Zijn werk gaat zowel over het persoonlijke als over de samenleving, hij snijdt politieke wantoestanden, machtsterreur, hongersnoden, massamoorden aan en legt daarbij ook het snobisme van de elite aan de dag. Met name op een kunstenaar als Jospeph Beuys had hij het in zijn serie Hoedman gemunt. Hoedman stond voor de personificatie van al die mannen die macht hadden, saboteerden en intrigeerden. Het mooie van kijken naar het werk van Jaap Mooy is dat je er feilloos de tijdgeest uit kunt aflezen. Er klinkt jazz in door, maar ook de geest van Marcel Duchamp, de boeken van Kafka en Beckett of het rumoer van het wereldtoneel. Spontaniteit, improvisatie en tegelijkertijd beheersing van het vak.”
VRIENDSCHAP
De enorme verzameling van Jacqes en Miny geeft een caleidoscopisch beeld van een even caleidoscopisch kunstenaarschap. Het omvat de hele scope van zijn artistieke kunnen. Er zijn schrootbeelden te zien, zelfportretten waarbij de schatplichtigheid blijkt aan dorpsgenoot Charley Toorop, kijkkasten die herinneringen oproepen aan het oeuvre van Joseph Cornell, fotocollages en objets trouvés waarin zijn fascinatie voor Kurt Schwitters doorklinkt, geometrisch abstracte werken als ook tekeningen die aan Klimt en Schiele doen denken. Het werk van Jaap Mooy ademt de tijdgeest en artistieke modes van weleer en staat toch op zichzelf. De vriendschap met Jaap Mooy heeft de verzamelwoede en interesse voor kunst en cultuur van Jacques en Miny Defauwes een behoorlijke duw in de rug gegeven. Buiten kopen van kunst bij de kunstenaar zelf begon ook de verdiepingsslag in boeken over kunst, literatuur en poëzie. Buiten werk van Jaap Mooy bevat de verzameling van Defauwes ook werken van andere kunstenaars met wie het echtpaar door de jaren heen een vriendschapsband heeft opgebouwd. Een verzameling opbouwen is één ding, haar verzorgen en in stand houden is iets anders. De collectie van Defauwes is professioneel gerestaureerd, gefotografeerd en gecatalogiseerd. Bij gelegenheid van de tentoonstelling verschijnt een bijzonder boek in het Nederlands en Engels. „Dit boek is de weerslag van ons levenswerk. Er staan bijdragen in van Catharien Romijn, Cees de Boer, Emile Hollman en Hans den Hartog Jager. Het geeft een totaalbeeld van het oeuvre van Jaap Mooy. Er worden evenwel vijftig buitengewone, genummerde exemplaren gemaakt die ook nog een tekening van Jaap Mooy bevatten. Tevens komt er een film van Guy Molin. We hopen zodoende iets van onze fascinatie voor de kunst over te brengen. Kunst is immers pas kunst als het gezien wordt. Nu kan dat in het museum en in dit fraaie boek.” •
Fotografie: Richard Stark