‘Vernieuwing & traditie gaan hand in hand’
Intendant Stefan Rosu van philharmonie zuidnederland Stefan Rosu kent geen koudwatervrees. Hij is iemand die knopen doorhakt, uitdagingen aangaat en tegelijkertijd de kunst verstaat zich te laten meeslepen door muziek. Zijn staat van dienst is bepaald indrukwekkend. Als intendant van de philharmonie zuidnederland trekt hij vanaf 2013 aan zowel de artistieke als de zakelijke touwtjes. Steeds het grote geheel overziend. Iemand die tradities in ere houdt en de vernieuwing zoekt.
De in Duitsland geboren en in Oostenrijk wonende Stefan Rosu (61) is een romanticus met realiteitszin. Alhoewel? Soms duikt hij weg in een fantasierijke omgeving vol kleur, leven en schoonheid. Dan zoekt hij een andere dimensie op, diep onder water, waar hij net zoveel van houdt. „De symfonische wereld kent een even rijke kleurenpracht. Muziek raakt mensen in hoofd, hart en ziel. Beter kan de liefde niet tot uitdrukking worden gebracht.”Stefan Rosu ontvangt me in Maastricht, waar hij een pied-à-terre heeft naast zijn woonadres nabij Salzburg. Niet in het centrum overigens, maar in een ietwat slaperige volkswijk. Ik had hem strak in het pak in herinnering, maar als hij de deur openzwaait, heet hij me hartelijk welkom in een trui met jeans en pantoffels. Gemütlich als Hausmann, zo lijkt het. Er wordt thee door hem geschonken. In de twee fauteuils in de woonkamer nemen we plaats en kijken naar buiten waar niets is te zien, behalve een lege stoep en een paar geparkeerde auto’s. Non-descript. „Precies goed voor mij”, zegt hij lachend als hij opmerkt dat ik zijn onderkomen als ‘apart’ typeer. „Door de week ben ik zo veel onderweg dat ik op deze plek tot rust kom. Het centrum leidt te veel af. Hier laad ik me als het ware op.”Rosu spreekt als geboren Duitser accentloos Nederlands. Hij formuleert trefzeker. Op humor valt hij tijdens ons gesprek niet te betrappen, maar hij is beslist een soepele lacher. Verleiden tot grote openhartigheden laat hij zich evenmin. Over zijn werk, zijn gedrevenheid voor de muziek en de kunsten is hij een open boek. Maar zijn privéleven voltrekt zich in een ander domein, veelal buiten het blikveld van zijn werk. Hij woont met zijn vrouw Madeleine Landlinger in Oostenrijk. Daar heeft hij een vriendenkring. De afstand tussen werk en privé werkt vaak in zijn voordeel. Hij overziet namelijk het hele speelveld. Een kosmopoliet, dat vooral.
Toegankelijk
Hij oogt vriendelijk, toegankelijk, als een persoon die een ander de ruimte geeft. „Nederlands heb ik leren spreken bij de nonnen in Vught. Ik heb, denk ik, gevoel voor taal.” En hoe zit het met de cultuur? Heeft hij daar aan moeten wennen? „De Nederlandse volksaard was mij niet onbekend. Na mijn studies in Regensburg, Wenen en Münster en mijn werk als festivaldirecteur van het Schleswig-Holstein Musik Festival was ik tussen 1998 en 2005 manager bij het Radio Filharmonisch Orkest in Hilversum. Die cultuurverschillen zijn me niet vreemd. In mijn optiek zijn mensen overal hetzelfde, maar verschillen de culturen. Soms moet je andere wegen bewandelen om iets te bereiken. Het is alom bekend dat Nederland minder hiërarchisch is dan bijvoorbeeld Duitsland. De eerste tijd heb ik moeten wennen aan het feit dat de mening van de baas hier niet altijd wet is. Het tegengeluid hoort erbij. Als je dat eenmaal begrijpt, biedt dat tegengeluid veel voordelen. Het houdt iedereen scherp. Open staan voor argumenten is essentieel voor elke organisatie. In mijn werk ben ik wellicht minder de klassieke chef als wel meer de begeleider van een proces. Een boeiend proces, dat zeker.”
Verstandshuwelijk
In 2013 trad hij aan als directeur van een orkest dat uit een verstandshuwelijk was geboren, een noodgedwongen fusie van Het Brabants Orkest (HBO) en het Limburgs Symfonieorkest (LSO). Fysiek is het slechts een kattensprong tussen Eindhoven en Maastricht, maar mentaal toch nog een behoorlijke stap, zo bleek. Ruso stapte in toen de fusie was beklonken, maar een gespreid bedje was het allerminst. „Men achtte bij mijn aantreden de kans fiftyfifty dat het nieuwgevormde orkest duurzaam zou zijn. Daarvoor vond men de verschillen in traditie en ambitieniveau van beide orkesten te groot. Brabant voelde zich, kort door de bocht geformuleerd, een soort Rotterdams Philharmonisch Orkest met hogere aspiraties, terwijl het oude LSO getekend werd door een veel sterker familiegevoel. Natuurlijk zijn dit generalisaties en blijkt de werkelijkheid weerbarstiger dan het clichébeeld van de twee orkesten. Feit was wel dat het samensmeden niet van vandaag op morgen geschiedde. Dat had tijd nodig. Op de keper beschouwd viel het met die cultuurverschillen wel mee. Er zijn altijd al musici uit Limburg geweest die in Het Brabants Orkest speelden en vice versa. In de muziek bestaan dit soort grenzen gelukkig niet.”
Alle eer
Wie volgens Stefan Rosu alle eer toekomt voor het succesvol doorvoeren van de fusieoperatie tussen de twee orkesten is Fons Bruins (o.a. directeur van de theaters van Sittard, Heerlen, Eindhoven en het Amsterdamse DeLaMar Theater, LD). „Fons heeft als interim-directeur als het ware ‘het vuile werk’ gedaan als Sanierer, de persoon die de fusie met vastberaden hand moest doorvoeren. Ik kwam pas in beeld toen de fusie beklonken was.
Het bestuur had aangegeven op zoek te zijn naar een geschikte persoon zonder culturele verbinding met Limburg of Brabant. Alleen zo was het werk dat er lag uit te voeren, zonder belast te zijn met regionale gevoeligheden, lange tenen of bestaande vooroordelen. Ik vond het een enorme uitdaging. De orkestwereld wordt vaak gekenmerkt door een ijzersterke traditie die moeilijk is om te buigen. Mensen uit mijn omgeving vroegen zich dan ook af waarom ik me in dit potentiële wespennest zou wagen. Maar om de een of andere reden spreken me schijnbaar onmogelijke klussen aan. Ik was, en ben nog steeds, gedreven om het nieuwe orkest uitzonderlijk te laten zijn. Volgens mij is het dát. Regionale verschillen spelen, anders dan in lollige grappen, geen rol. Het is één orkest. Daar zijn we met z’n allen trots op. Eén plus één is drie.” Meteen bij zijn aantreden werd duidelijk dat Stefan Rosu niet het type directeur is dat op de winkel past. Hij wilde veranderingen doorvoeren. In zijn vocabulaire slopen woorden als ‘toekomststrategie’, ‘optimalisatie’ en ‘innovatie’. Termen die in het klassieke denken eerder in verband worden gebracht met het runnen van een bedrijf dan met het aansturen van een culturele organisatie. Voor Rosu zijn het twee kanten van dezelfde medaille. Zakelijkheid en artisticiteit gaan bij hem hand in hand. „Die combinatie is in Duitsland niet ongebruikelijk. Sterker nog, ik heb in Wenen een studie Kulturmanagement gevolgd. Voor mij was het duidelijk dat ik bij de philharmonie zuidnederland de algemene leiding moest overnemen, zowel qua zakelijke besluitvorming als artistieke koers.”
Klassieke spagaat
Kunst en commercie bevinden zich in Nederland nog in een klassieke spagaat. Doorgaans maakt hier een tandem van artistieke en zakelijke leiding de dienst uit en de verhouding tussen artistieke dromers en koene zakelijke leiders staat niet zelden onder spanning. Emotie versus facts and figures. In het Duitse culturele milieu is het begrip intendant al sinds het achttiende-eeuwse Habsburgse Rijk ingeburgerd en in het Pruisische Rijk in de negentiende eeuw als Bildungsideal tot wasdom gekomen. Destijds gold de intendant als manusje-van-alles, als iemand die het theater- of operagebouw beheerde en een eenvoudige vorm van regie deed. Nederland kent die traditie nauwelijks. In zekere zin loopt Rosu dus voorop. Hij koppelt artistieke feeling aan zakelijk vernuft. Diepzinnigheid aan jolijt van een carnavalsconcert. „Voor mij belichamen het artistieke en het zakelijke geen tegenpolen. Sterker nog, in mijn carrière gaan die hand in hand. Graag bewandel ik andere wegen. En ja, dikwijls ben ik degene die de knoop doorhakt. Dat is het verhaal van mijn leven.”
Traditioneel gezin
Een leven dat het levenslicht zag in 1960 in Osnabrück. Vader kwam uit Roemenië en werkte als ingenieur in de metaalbouw. Moeder was opgeleid als secretaresse maar vervulde thuis de rol van huismoeder voor hem en zijn een jaar oudere zus. „Ik kom uit een traditioneel gezin. Muzische vorming speelde geen grote rol in onze familie. Wel deed ik aan muziek en toneelspelen. En sport niet te vergeten. De dagen waren lang. Eerlijk gezegd wist ik niet goed wat ik wilde als kleine jongen. Omdat ik goed op school meekon, ben ik gaan studeren. Het werd de studie rechten in Regensburg. Ik ben dat, denk ik, gaan doen omdat mijn oma op een advocatenkantoor werkte en mij het advies gaf een carrière als jurist na te streven. Al snel kwam ik erachter dat dat niet voor mij was weggelegd. De stad Regensburg vond ik daarentegen wel interessant, zeker boeiender dan mijn eigen Osnabrück dat destijds op mij een enigszins ingeslapen indruk maakte. Ik wilde muziek maken.”
Uitvoerend musicus
Waar die plotselinge ingeving vandaan kwam om zijn heil te gaan beproeven als uitvoerend musicus herinnert Rosu zich met een brede glimlach. „Hot Love was het. Dat liedje van de band T-Rex zag ik op mijn veertiende op tv. Ik was gefascineerd door die gitaar. Dat instrument sprak toch al tot mijn verbeelding. Vanaf dat moment ben ik gitaar beginnen spelen. Een paar jaar later besloot ik mijn rechtenstudie op te geven en naar het conservatorium te gaan. Na een auditie werd ik daadwerkelijk aangenomen. Mijn vader was niet blij. Hij zag een loopbaan als jurist in rook opgaan. ‘Als je stopt met de rechtenstudie betaal ik niets meer’, zei hij. Om in mijn levensonderhoud te voorzien werd ik gitaarleraar. Ik ben mijn eigen weg gegaan. Nooit een dag spijt van gehad.”
Hard en meedogenloos
Via het gitaarspelen kwam de jonge Stefan Rosu uiteindelijk in Wenen terecht. Daar ging een wereld voor hem open. Niet alleen de stad maakte een verpletterende indruk op hem, ook zijn kennismaking met de échte klassieke wereld. „Wenen voelde als een opluchting. Je proeft er de Balkan. De architectuur oogde anders dan ik gewend was uit de Duitse provinciesteden. In die grote stad gelden andere wetten. Wenen kan hard zijn en meedogenloos. Maar ik voelde me er meteen thuis. Ook had ik er snel nieuwe vrienden die me in hun kringen opnamen. Heel boeiend.
Ik leerde er de wereld kennen, werd Weltoffen. Inmiddels voel ik me meer Oostenrijker dan Duitser, ondanks mijn Duitse paspoort. Die eerste jaren speelde ik veel als uitvoerend musicus. Dat waren veelal kleinere optredens, vaak samen met een zangeres. Ergens merkte ik dat ik niet verder kwam. Het circuit voor een klassiek gitarist is nu eenmaal beperkt qua omvang. Ik besloot weer te gaan studeren, Kulturmanagement. Dat voelde meteen goed. Mijn intellectuele honger werd gevoed. Parallel werkte ik als freelancer in het culturele veld. Geleidelijk begon ik steeds minder te spelen en als mens te groeien. Uiteindelijk ben ik helemaal met de gitaar gestopt.”
Vastbijter
Stefan Rosu is een vastbijter. Iemand die niet aan de oppervlakte blijft, maar graag in het diepe duikt. Want hij besluit in Wenen ook te werken aan een proefschrift over de unieke situatie rondom Nederlandse omroeporkesten. Die dissertatie verscheen in het Weense Instituut voor Neerlandistiek. In 2014 kwam een boek van zijn hand uit over toekomstrategieën voor orkesten. Rosu beweegt zich dus soepel op het snijvlak van theorie en praktijk, tussen academische vorming en culturele ontwikkeling. „Als me iets interesseert heb ik de behoefte het te doorgronden. Eigenlijk heb ik die neiging op alle gebieden, nu ik er over nadenk. Ik kook bijvoorbeeld graag. Ook al ben ik hier alleen (zijn vrouw werkt in Oostenrijk, LD) dan nog vind ik het belangrijk om me vol overgave te wijden aan het koken. Ik lees met plezier kookboeken uit alle delen van de wereld en ben ook bezig met het uitzoeken en halen van de passende, liefst biologische ingrediënten.”
Rijzende ster
Zijn ster in de orkestwereld rees snel. Hij werd programmeur van het prestigieuze Schleswig-Holstein Musik Festival en kwam via de wereldberoemde dirigent Edo de Waart in beeld bij het Radio Filharmonisch Orkest. Eerder was hij werkzaam bij het Orchestre Philharmonie Luxembourg en directeur bij het Mozarteum Orchester Salzburg. „Die halteplaatsen zijn waardevol geweest. Je neemt van overal iets mee. Ook apart dat je soms sterren geboren zag worden. Neem de gebroeders Jussen, die nu als pianoduo over de hele wereld furore maken. Ze kwamen als kleine jongetjes vaak mee met hun vader Paul (paukenist van het Radio Filharmonisch Orkest, LD). Ik zag het ontstaan.”Iemand waar Stefan Rosu veel van zegt te hebben geleerd is de Oostenrijkse muziekpedagoog, cultuurjournalist en cultuurmanager Prof. Franz Willnauer. „Ik leerde hem kennen als directeur van het Schleswig-Holstein Musik Festival. Hij had in Salzburg als secretaris bij de befaamde Festspiele veel samengewerkt met Herbert von Karajan. Willnauer zou je een van de pioniers op het gebied van het cultuurmanagement kunnen noemen. Kunst en commercie gingen voor hem samen. Ook wist hij goede contacten te onderhouden met het bedrijfsleven.”
Geen ivoren toren
En nu is Stefan Rosu dus alweer ruim zeven jaar verbonden aan de philharmonie zuidnederland. In de afgelopen jaren heeft het orkest zich ontegenzeglijk goed ontwikkeld. Ook het hardnekkige beeld van een symfonieorkest als ivoren toren is de laatste jaren afgebrokkeld. Het orkest staat midden in de samenleving. Het is zichtbaarder dan ooit en profileert zich met projecten die dan weer de muzikale diepte opzoeken om vervolgens weer de populaire oppervlakte te verkennen.„Het is zwaar om de bestaande orkestwereld – ‘het instituut symfonieorkest’ – te veranderen. Toch is het van wezensbelang om dit instituut aan te passen aan de huidige tijd. Tegelijkertijd wil je het publiek het klassieke programma blijven bieden. We staan voor muzikale vernieuwing, maar ook voor het conserveren van ons waardevolle immaterieel erfgoed. We bieden een ervaring van het klassieke, de traditie, en ook van het contemporaine, het populaire. Nu kan ik als intendant wel bedenken dat we moeten veranderen, maar dat lukt nooit zonder dat je daarbij het hele orkest meeneemt. De manier waarop ik dat dacht te kunnen doen had ik al in mijn boek Zukunftstrategien für Orchester uit de doeken gedaan. Iedereen moet begrijpen dat onze collectieve prestatie binnen het orkest groter is dan onze individuele. Zoals ik eerder zei gaat dit niet van vandaag op morgen, maar ik kan wel zeggen dat het orkest weet waarvoor het staat. We staan voor Bildung. We hebben iets wezenlijks toe te voegen aan de wereld om ons heen. Kunst en muziek verbinden ons met elkaar. Muziek heeft impact.”
MCICM
In het denken en werken van Stefan Rosu heeft het woord ‘innovatie’ een belangrijke rol. Hij is ervan doordrongen dat we de traditie enkel kunnen bewaren en nieuwe terreinen kunnen verkennen wanneer er gericht aan vernieuwing wordt gewerkt. Is dat geen contradictio in terminis? „Juist integendeel. Op mijn initiatief hebben we het Maastricht Centre for the Innovation of Classical Music (MCICM) opgezet. In dat instituut, dat verbonden is aan de UM en Zuyd Hogeschool, willen we wetenschappers vanuit hun specifieke disciplines naar klassieke muziek en het orkest laten kijken. De innovatie moet volgens mij buiten het orkest worden gezocht. Juist door beïnvloeding van buitenaf, door andere denkwerelden te leren kennen en te omarmen kan 0er iets nieuws gebeuren. Wederzijdse beïnvloeding en kruisbestuivingen zijn wezenlijk. We laten het orkest hierbij de proeftuin, ofwel het laboratorium, zijn. Ergens heb ik een culturele vuurtoren voor ogen die zich herkenbaar verbindt met symfonische tradities en tevens actief bijdraagt aan innovatieve en toekomstgerichte ontwikkelingen in Zuid-Nederland. Een orkest dat innovatieve wegen bewandelt en dat bezig is zich tot een van de meest vooraan-staande orkesten in Nederland te ontwikkelen. Deze visie wordt gelukkig ook breed gedragen binnen het orkest.”
The Peoples Salon
Met tal van projecten, waaronder The Peoples Salon, laat het MCICM van zich spreken. Muziek en leven worden veelal in verhalen van mensen, die een bepaald gevoel hebben bij specifieke muziek, uit de doeken gedaan. „We gaan op zoek naar nieuwe narratieven, naar ongebruikelijke manieren om de ervaring van de muziek voelbaar te maken. Onze doelgroep daarbij is, zeker bij een vergrijzend publiek, jonge mensen. We zullen de komende jaren nog vaker uit onze comfortzone moeten komen. Zo zullen we geregeld buiten ons eigen podium naar alternatieve podia uitwijken, die dan weer kunnen uitgroeien tot ontmoetingsplekken. Ook willen we innovatieve wegen bewandelen om ons publiek te informeren over de muziek. Daarbij vragen we niet alleen een musicoloog om het programma in te leiden, maar ook steeds vaker onze eigen musici. Zij kunnen iets over hun persoonlijke relatie met een stuk zeggen, of zaken delen over hun instrument, die dieper gaan dan een historisch accuraat verhaal dat je ook in boekjes of op Wikipedia aantreft. Het gaat immers, populair gezegd, steeds vaker om ‘beleving’. Onze ervaring met bijvoorbeeld de zogenaamde ‘bucketlist concerten’ voor jongeren tussen twintig en dertig jaar is dat die doelgroep zeker openstaat voor een muzikale ervaring. Sterker nog, ze vinden het veelal geweldig. Mijn gewaardeerde vriend Micha Hamel (componist, dirigent, dichter en gastdocent, LD) spreekt van het ‘integrale ervaringspotentieel’ van kunst. Dat is het verschil tussen iets ondergaan en iets echt aan je voltrokken voelen worden. Een diepe, waardevolle ervaring. Voor ons is het zaak dat we zoeken naar de belevingswerelden van ons publiek. Vernieuwing en traditie staan niet tegenover elkaar, ze hebben elkaar nodig.”
Concertpromotor en Sint Theresiakerk
Stefan Rosu woont voor zijn werk in Maastricht, maar Salzburg is zijn thuis. Daar werkt zijn vrouw als concertpromotor. „Als we samen zijn is het altijd speciaal. Thuis is dan ook echt thuis. Dit neemt overigens niet weg dat ik geniet van Maastricht. Ook mijn vrouw vindt Maastricht heel mooi. Mijn vrienden heb ik vooral in Oostenrijk. Ik kom in Eindhoven of Maastricht dus betrekkelijk weinig in de kroeg. Ik ga graag uit eten en drink ook best een glas bier of wijn, maar het komt er door mijn agenda zelden van. Ik moet schipperen met mijn tijd.” Of hij nog bijtekent voor de komende zeven jaar bij de philharmonie zuidnederland kan hij niet zeggen. „Ik heb het naar mijn zin. Zo lang er uitdagingen liggen, en die zijn er nog in voldoende mate, zie ik mezelf hier nog blijven. Maar ik kan niet in de toekomst kijken. Op dit ogenblik ben ik verheugd dat na het college nu ook de gemeenteraad van Maastricht instemt met onze verhuizing naar de Sint Theresiakerk in de wijk Biesland. De repetitieruimten bij het Theater aan het Vrijthof voldoen niet meer aan de huidige standaard. Nu is de kogel door de kerk, gelukkig. De akoestiek en geluidsisolatie van de Theresiakerk worden verbeterd en de ruimten onderin ingericht als kantoor, muziekbibliotheek en opslagruimte voor instrumenten. De verbouw- en inrichtingskosten bedragen 1,97 miljoen en worden gefinancierd door de gemeente Maastricht, provincie Limburg, het Elisabeth Strouven Fonds, de philharmonie zuidnederland en de stichting Jeugd- en Verenigingsbelangen Sint Theresia. Door van het Theater aan het Vrijthof naar de Theresiakerk te verhuizen kunnen we niet alleen in voltallige omvang repeteren maar zijn er ook voldoende vierkante meters voor kantoor, muziekbibliotheek en instrumentenopslag. Hierdoor kunnen we blijven bijdragen aan het versterken van de culturele infrastructuur in de stad en regio.”
Jachtig werk
Rossu noemt zijn bestaan nogal jachtig. „Daarom probeer ik zorgvuldig om te gaan met mijn vrije tijd. Met mijn vrouw maak ik een keer per jaar een reis. We ontdekken graag andere culturen. Birma, Myanmar vonden we fascinerend. Zelf houd ik van diepzeeduiken. Dat is voor mij het ultieme Abschalten. Dan bevind ik me in een andere wereld, afgesloten en tegelijkertijd volledig vrij. Een andere manier van reizen is voor mij lezen. De boeken van Michel Houellebecq en hun fantastische stijl spreken me aan. Maar ook Philip Dick die me met zijn sciencefiction een andere, alternatieve wereld voorschotelt. Ook heb ik genoten van een boek over het Japan uit de elfde-eeuwse hofcultuur van Kyoto. Het exotische en de eeuwenoude tradities vind ik interessant. Natuurlijk is en blijft muziek voor mij een bron van levensplezier. Ik luister ook graag naar pop en jazz. Kunst in zijn algemeenheid is voor mij een bron van inspiratie. Ik zou niet kunnen leven in een wereld waarin geen ruimte voor de kunst bestaat. Dan zou het me allemaal te vlak worden. We hebben kunst nodig.”