Kwestie van geduld…
Rowwen Hèze gaat er na al die jaren toch naast zitten. Het is een kwestie van geduld tot heel Limburg Hollands lult.
Alarmerende berichten in de Limburgse media deze week over uzze taol. Geniet er nog maar even van, het gaat echt verdwijnen. Optimisten hebben het over 40 jaar, pessimisten zeggen dat we over 20 jaar al geen Limburgs meer spreken.
‘We’ is trouwens ietwat overdreven. Ik doe het nauwelijks. Ik ben er niet mee opgegroeid, wij spraken altijd Nederlands thuis.
Als kind zette ik me ook vaak af tegen het dialect. Ik vond het maar stom. Maar met de jaren kwam de wijsheid en ben ik (mede door L1) de Limburgse taal echt gaan waarderen. En stilaan durfde ik het ook steeds meer te spreken, in één op één situaties. Niet op radio en televisie, want te onzeker en te oncomfortabel.
Ik ervaar het Limburgs soms ook als een splijtzwam. Even gechargeerd: je hebt dialectsprekers onder elkaar en Nederlandstaligen onder elkaar. De Nederlander die geen dialect spreekt, is een onaangepaste kakker of ‘Hollenjer’. Daarentegen is de dialectspreker dan weer een onaangepaste boer. En beiden zijn natuurlijk niet waar.
Splijtzwam of verbinder. Als je als Nederlandstalige tussen dialectsprekers komt, heb je toch een beetje het gevoel dat je stoort. Spreek je het dialect wél mee, dan ontstaat er een ‘onder ons’-gevoel.
Hoe groot de splijtzwam soms kan zijn, ik zou het een groot gemis vinden als we over 40 jaar geen dialect meer spreken. Het hoort bij de regio, het zijn onze wortels, het is de taal van het Zuiden, het is zelfs identiteit. Melancholie en trots tegelijkertijd.
Deze week werd er in Venlo het Convenant voor de erkenning van de Limburgse streektaal gesloten, ondertekend door de tijdelijke minister van Binnenlandse Zaken Raymond Knops, uit Meterik. Een convenant om de Limburgse taal te stimuleren, bijvoorbeeld op school.
We vinden het mooi als er tweetalig onderwijs wordt aangeboden, maar het Limburgs maakt daar geen deel van uit. Terwijl wetenschappelijk is bewezen dat dialectsprekers cognitieve voorspong hebben als het gaat om taalgevoeligheid. Nog los van de trots op de eigen regio en afkomst. Het levert ook goeie resultaten in de Cito-toets op. “In leesvaardigheid zit er geen verschil tussen dialectsprekende kinderen en eentaligen, maar wat betreft spelling doen de dialectsprekers het duidelijk beter. Hier zien we een absoluut voordeel van het spreken van dialect”, stelt taal-wetenschapper Leonie Cornips na uitgebreid onderzoek.
Ik zou het mooi vinden als Limburgse basisscholen de eigen taal als extra les gaat aanbieden, net als Engels of andere talen. Mijn kinderen verstaan moeiteloos dialect, maar spreken hooguit een paar woordjes. Ze weten gelukkig hoe ik er meer en meer aan hecht. En ik heb daarom goede hoop dat ze, net als ik, autodidactisch de taal leren spreken.
En dat het straks weer ‘sjiek’ wordt om dialect te spreken. Want als de taal over 40 jaar echt vervaagt, hoe mooi is het dan dat er nog enkele hardnekkige nostalgische ‘geluivers’ overblijven. Zodat die niche weer helemaal hip wordt, een groot vervolg krijgt en dat dan uiteindelijk iedereen alsnog Limburgs wil lullen.
Dus hierbij een oproep: Make ‘het Limburgs’ great again! Het is vief veur twèlluf, niet bepaald een kwestie van ‘geduldj’.
Sander Kleikers