De ‘mode-tic’ van Lino de Vrede van Au Coin des Bons Enfants
Als kind was Lino de Vrede (26 jaar) erg onzeker en verschuilde hij zich misschien achter zijn gentle- man’s kledingstijl. Nu is hij over die onzekerheid heen gegroeid, al lang, en blijft hij trouw aan zijn eigen driedelige dresscode. Diezelfde standvastigheid serveert hij ook in Au coin des bons enfants.
Noem het fenomeen ‘barbecue’ en de gemiddelde Nederlander denkt al snel aan luchtig in short en T-shirt. Dat zit bij Lino de Vrede toch net even anders. Als kind keek hij vooral om één reden uit naar de jaarlijkse familiebarbecue: zijn kostuum. Eindelijk een goede reden zich op te doffen. Dan dook hij in zijn vaders kast en zocht daar de mooiste das uit, die het best zou passen bij het ook al zo zorgvuldig uitgekozen overhemd. De Vrede is dan ook geen gemiddelde Nederlander. Op zijn 21ste nam hij samen met zijn compagnon Timo Reichelt restaurant Au Coin des Bons Enfants in een historisch pand aan de Ezelmarkt in Maastricht over ‒ bijna twee jaar later ontvingen ze hun eerste ster.
Of het kunstacademie, conservatorium of horeca zou worden was nog niet bekend, maar wat Lino wel al wist op jonge leeftijd: je kleedt je voor een gelegenheid. De tic, zoals hij het zelf noemt, voor jasjes en dasjes zat er al vroeg in. „Op weg naar school liep ik iedere dag langs Van Overeem & Van Wissen in Wyck. Wat daar in de etalage hing, dat vond ik zo prachtig.” Op zijn zeventiende was het moment eindelijk daar: hij kocht zijn eerste jasje bij Mark en Harold. Wie dat zijn? Dat zijn de eigenaren van de zaak, maar Lino praat over hen alsof het ook mijn beste vrienden zijn. Nu, veertig hemden (allemaal in dezelfde off white-kleur), vijftig pakken en driehonderd dassen later, herinnert hij zich dat eerste jasje nog goed: met brede revers en een dubbele rij knopen. De Vrede heeft sindsdien nooit een andere vorm jasje gedragen.
Het eerste jasje werd op maat gemaakt en nu laat hij bijna alles op maat maken door Van Overeem & Van Wissen. „Mijn pakken, mijn hemden, ook de personeelskleding voor Au Coin, alles.” De mannen hielpen hem met het doorontwikkelen van zijn eigen stijl en gaven hem ook een tip: misschien moest hij toch maar eens patent aanvragen voor zijn double breasted colbert met brede revers.
Toch shopt hij ook heus ergens anders. Neem die keer dat hij op het huis van zijn broer moest passen in Amsterdam. „Het was helemaal niet de bedoeling, ik liep gewoon in mijn vrijetijdskleding door de P.C. Maar ja, toen liep ik langs Oger en daar moest ik toch echt even naar binnen. En toen,” guitig lachend, „ging het plots heel snel en kocht ik mijn eerste maatpak. Een lichtgrijs kostuum, nu bijna tien jaar oud en het past nog steeds perfect.”
Die spontaniteit blijkt tekenend voor de flamboyante verschijning. Als De Vrede ’s ochtends wakker wordt, kan het alle kanten op gaan. Is het een werkdag? Dan vind je hem vaak vooraf bij Tribunal, zijn tweede huiskamer, of bij Luster of in de Koestraat. Maar heeft hij vrij en toevallig gedroomd over een zeer specifieke combinatie van nette overjas met daaronder exact hetzelfde colbert? Dan kan het zomaar zijn dat hij dat die dag nog ergens laat maken. „Leuk toch,” op olijke toon, „dan draag je dus twee keer exact dezelfde jas! Al blijkt het in de praktijk iets te warm…” Of hij stapt in de auto naar Luxemburg, Parijs, Reims of Brussel. Het zijn tripjes die niet gepland worden, maar wel vaak voorkomen. Nog een mogelijkheid: het kan zomaar zo zijn dat je De Vrede terugvindt in een tattooshop. „Ik heb altijd gezegd dat ik géén tatoeages wil en nu heb ik er vier.” Ter ere van die snelle eerste ster moest hij eraan geloven, want het hele Au Coin-team ging voor een tatoeage van de Michelin-ster. Ook dat ging sneller dan gedacht. „Tja, dan moet het maar hè”, met weer die pretblik in zijn ogen. Daarna volgde een roosje, dat hem aan zijn oma doet denken, evenals de fresia met kruisje. „Een week later ging ik terug voor de druiventros, ik had de smaak helemaal te pakken. Maar nu stop ik hoor, mijn enkels zitten vol!”
Eén ding in zijn bruisende week staat vast en dat is de oppasdag met zijn neefje, nu negen maanden oud. „Vanaf dat hij twee weken oud was, pas ik op een vaste dag op. Hallo, weet je wat de kinderopvang kost, dat is toch belachelijk.” Dat geld kun je dus beter aan kleding besteden. „Ik vind dat oppassen helemaal te gek, heb nu al een band met die kleine man. Dat hoef ik ook maar te zeggen hè, ‘hallo kleine man’, en hij begint te lachen. Op onze dag vind ik het heerlijk om erop uit te trekken, neem ik ’m mee naar Harry’s en dan vind ik het helemaal leuk om hem aan te kleden. Kocht ik laatst een Moncler-jasje voor hem, hilarisch toch?” Hij pakt zijn telefoon uit zijn zak en laat een foto zien. Kijk nou!” En inderdaad, vanuit een kinderstoel aan een prachtig gedekte tafel met wit linnen kijkt daar een gesoigneerd guitig mannetje de camera in. Van wie zou hij het hebben…?