Ziel & Zaligheid met Theo Bastiaens: ‘Limburg, wees niet te bescheiden’
In het dagelijks leven is Theo Bastiaens rector-magnificus van de open universiteit en momenteel ook voorzitter van het zogeheten rectorencollege. In zijn vrije tijd onderhoudt hij de hoogstambomen in de fruitweilanden die al vele decennia in familiebe- zit zijn. Onder het genot van zijn eigen gemaakte appelcider kijken we vanuit zijn grote tuin, tussen de loslopende kippen, naar de wereld van wetenschap en politiek, naar de noden van Limburg en meer bepaald die van parkstad.
De tuin thuis in Eygelshoven-Kerkrade biedt volop gelegenheid voor reflectie, daar waar het kantoor van de Open Universiteit in Heerlen deel uitmaakt van het alledaagse werkkader. Het OU-kantoor onderscheidt zich architectonisch niet van de meeste andere kantoren in den lande. Thuis is zijn keuze veel meer individueel. Geen ruimte voor status of protserigheid, wel voor puur natuur, kunst en vooral rust. Zijn dialect klinkt authentiek lokaal, zijn roots zijn onmiskenbaar te herleiden tot de streek die dicht bij Duitsland ligt. Zijn manier van praten is allesbehalve docerend, eerder onderzoekend, hoewel hij al lange tijd docent / hoogleraar is.

De Open Universiteit had altijd het patent op afstandsonderwijs, maar door corona moest iedereen daarop overstappen. Wordt de OU daardoor als het ware ingehaald?
„Zonder de andere universiteiten ook maar enigszins tekort te willen doen, hebben ze daar zo goed en kwaad mogelijk moeten improviseren om digitaal onderwijs te kunnen geven. Bij ons is dat al helemaal doorontwikkeld en hebben we veel geinvesteerd in voor online leren geschikt, specifiek cursusmateriaal. Dat is toch heel anders.”
De Open Universiteit heeft een ander karakter en ander imago dan de campusuniversiteiten die gemakkelijker in de belangstelling komen van media. Is dat vechten als underdog?
„In de Nationale Studentenenquête staan wij op nummer 3 als het gaat om studenttevredenheid en kwaliteit, dus doen we het wat dat betreft bepaald niet slecht. De eerste twee zijn meestal Twente en Wageningen, die wisselen elkaar af. We staan vooral goed aangeschreven voor natuurwetenschappen en psychologie, maar zijn breed in ons aanbod. Bij ons kun je komen om bachelor of master te halen en je kunt ook promoveren. Dus we bieden precies dezelfde mogelijkheden, alleen op een andere manier, namelijk door afstandsonderwijs, hoewel we daarnaast ook zeventien studiecentra hebben in Nederland en Vlaanderen, waar groepsonderwijs wordt gegeven. Maar het is inderdaad zo dat wij lange tijd minder aan bod kwamen in de publiciteit. Ik heb er sinds mijn komst twee jaar geleden zelf aan gewerkt om daar iets aan te doen. Je moet daar zelf actief in zijn, niet wachten totdat ze je gaan bellen. De Open Universiteit is nu meer zichtbaar geworden in de media.”

Waarin kan de Open Universiteit zich überhaupt onderscheiden, los van het afstandsonderwijs?
„Door de kwaliteit van digitaal lesgeven, maar daarnaast ook door een grote toegankelijkheid en flexibiliteit. Toegankelijkheid was de voornaamste doelstelling bij de oprichting in 1984. Universitair onderwijs moest voor iedereen bereikbaar zijn, waarbij je uiteraard een bepaald niveau van kennis moet halen. De Open Universiteit is wat meer op praktijk gericht doordat je bijvoorbeeld makkelijker bepaalde elementen van een vak uit kunt kiezen. Dat heeft ermee te maken dat veel studenten van ons ook al werken, dus die kijken heel praktisch waar ze de meeste behoefte aan hebben. We willen niet dat studenten een soort van vaten zijn die je vult met kennis. Het gaat er meer om dat we bepaalde vlammen bij hen ontsteken.”
Nu volg je normaal gezien aan een universiteit niet alleen een studierichting, maar je leert ook van de persoonlijke omgang met de docenten en de studenten. Van het leven op de campus en in de stad waar je elkaar weer tegenkomt. Dat moeten uw studenten grotendeels missen toch?
„Voor een deel is dat zeker zo. Maar vaak zijn onze studenten een aantal jaren ouder en zitten ze al in een andere levensfase. Dan hebben ze bijvoorbeeld hun bachelor op een campusuniversiteit behaald, zijn ze daarna een jaar of wat gaan reizen of werken, en komen dan bij ons om hun master te behalen. Dat zien we steeds meer. Die periode in de studentenkroegen hebben ze dan al grotendeels achter zich gelaten. Maar onze studenten werken ook in een community. Meer digitaal maar ze treffen elkaar ook bij colleges in onze studiecentra. Wij hebben een wat andere, wellicht meer gevarieerde samenstelling van studenten. Daar zitten bijvoorbeeld topatleten bij, die hun studie combineren met hun sportcarrière. Of mensen die een tijd in een gevangenis moeten verblijven. Ja, niet zo vreemd wellicht dat zij vaker voor de studie Rechten kiezen, haha.”
De Open Universiteit zit ook in Vlaanderen. Is dat niet ingewikkeld omdat het Vlaamse onderwijssysteem in het algemeen behoorlijk verschilt van het Nederlandse?
„Dat valt nog wel mee, maar je ziet wel dat we in Vlaanderen minder groeien dan in Nederland. We hebben daar geen aparte onderwijscentra in eigen gebouwen, maar zijn ondergebracht in bestaande universiteiten. Ik denk dat Nederland vanwege de gewenste toegankelijkheid wat meer ambitie met ons heeft dan Vlaanderen. En het is wel één taalgebied, maar de cultuur is op vele vlakken toch heel verschillend, daar verbaas je je over. Ik probeer dat wel wat dichter naar elkaar toe te trekken, onder meer door nu ook een speciale opening van het academisch jaar in Antwerpen te organiseren.”
Wordt de Open Universiteit door andere universiteiten als een concurrent beschouwd? Elke universiteit wil toch een flink aantal studenten inschrijven.
„Nee, ik denk niet dat dit speelt. Ze zien dat wij een heel andere rol vervullen. Ik ben momenteel voorzitter van het rectorencollege van de Nederlandse universiteiten. Dus kennelijk nemen ze ons wel serieus. Die verhoudingen zijn goed. Hier in Limburg zeker ook met de Universiteit Maastricht. Met mijn collega Rianne Letschert heb ik een prima verstandhouding.”

Ligt er niet nog wat oud zeer tussen Heerlen en Maastricht, voor wat betreft de standplaats van de Limburgse universiteit? Heerlen was in de race maar destijds besloot Sjeng Tans dat het Maastricht moest worden. Sommigen in Parkstad hebben daar nu nog buikpijn van, want ze zien dat Maastricht bloeit als studentenstad, terwijl je in Heerlen op straat niet merkt dat er ook een universiteit haar hoofdzetel heeft, namelijk die van u?
„Het kan zijn dat er hier en daar nog wat oude sentimenten opspelen, maar daar kom je niet verder mee. Dankzij de toenmalige gouverneur Sjeng Kremers heeft Heerlen in ieder geval de hoofdzetel van de Open Universiteit gekregen, want die was eerst buiten Limburg voorzien. Dat was een gebaar na de mijnsluiting. Maar door ons onderwijssysteem is het inderdaad zo dat er veel minder studenten fysiek naar ons toekomen. Ook al omdat we een landelijke instelling zijn met overal vestigingen. Maar het zou niet slecht zijn als wij midden in het centrum zouden liggen, dan zou je toch al meer beweging krijgen. De gemeente wil dat nu ook wel, zo begrijp ik, maar de besluitvorming duurt zo lang. Samen met Heerlen moeten we daar de schouders onder zetten. Wij willen nog voor het begin van het nieuwe academisch jaar een keuze maken. We hebben er een congreslocatie bij nodig, niet alleen een kantoorpand, anders werkt het niet. Ben benieuwd of het nog gaat lukken. Ik denk dat het contact tussen de OU en de gemeente jarenlang niet erg intensief is geweest, over en weer. Nu bespeur ik meer belangstelling. En ik denk dat het destijds wellicht een betere keuze was geweest als het Arcus College meer naar de stad getrokken was. Heerlen telt best veel onderwijsinstellingen, maar in het centrum merk je daar weinig van.”
Je ziet dat de Universiteit Maastricht net als andere universiteiten in Nederland maatschappelijk verweven zijn met allerlei organisaties en instellingen. Is dat bij de Open Universiteit ook een streven?
„Zeker, en ik hecht er ook persoonlijk sterk aan. We zitten nu in het Brightlands-project via hun campus in Heerlen en we zijn ook betrokken bij het ambitieuze Einstein-project waarvoor we een speciaal systeem van algoritmen ontwikkelen. Ook zijn we partner van het Zuyderland-ziekenhuis in Heerlen en Geleen. Het had allemaal wat eerder gekund. We zijn te lang als instelling te onzichtbaar geweest en hebben te weinig aangehaakt bij de politieke wereld. Maar we zijn nu heel actief op dat maatschappelijke terrein.”
U heeft lang in Duitsland gewerkt, ging dat daar anders?
„In Duitsland zetten ze fors in op zogeheten valorisatie, dus dan moet je in bepaalde posities flink aan je netwerk bouwen, dat wordt van je verwacht. Ik zit zelf regelmatig in Den Haag en Utrecht om mijn contacten te onderhouden en aandacht te vragen voor onze belangen. Ik ben een bouwer. Toen ik hier kwam, was er al tien jaar geen nieuwe opleiding meer gekomen. Nu hebben we er gezondheidswetenschappen en artificiële intelligentie bij gekregen. Je moet er hard aan trekken, maar dan ontstaan mogelijkheden.”
Bent u meer van de Duitse aanpak onder de noemer ‘vorwärts’ of meer van het Nederlandse polderen?
„Dat polderen ligt me niet zo. Althans, een goed overleg is natuurlijk belangrijk. Maar blijven praten en praten, zonder dat er wat uitkomt, dat is aan mij niet besteed. We hebben behoefte aan slagvaardigheid, zeker in Parkstad. Iedereen heeft het wel over samenwerking, maar in de praktijk komen de afzonderlijke gemeenten toch vooral voor zichzelf op. Ik zie te weinig vooruitgang. Parkstad moet innoveren, risico’s durven nemen. Je hebt wel een paar goedwillende wethouders, maar als geheel zit de vaart er niet genoeg in naar mijn idee. IBA is bijvoorbeeld een goede zaak, maar is ook al goed nagedacht over hoe het straks zonder subsidie verder moet? En ik begrijp de noodkreten over de sociaal mindere wijken, dat is sinds de mijnsluiting zeker een groot probleem. Maar alleen geld pompen in het sociale domein om het inkomen van de bewoners enigszins op peil te houden, is een sympathieke maar op zich geen structurele oplossing. Lodewijk Ascher wordt er nu in Heerlen op uitgestuurd, hopelijk komt die met concrete aanbevelingen voor daadwerkelijke vooruitgang. Wat je bijvoorbeeld zou kunnen doen is om een aantal zogeheten notabelen bij elkaar te brengen. Mensen die het goed voor hebben met hun regio en die best bereid zijn om mee de mouwen op te stropen, als je ze er maar bij betrekt. We hebben meer disruptie nodig. Ik was bijvoorbeeld in de gelegenheid om de lege schuur te bekijken, toen Hans van Wolde plannen had om in een oude boerderij in Reijmerstok een luxe restaurant te beginnen. Je kunt daar van alles van vinden, maar hij heeft het dorp wel op de kaart gezet en de lokale economie een duw gegeven. Zeker de jonge mensen zijn er trots op, er gebeurt tenminste wat in het dorp. Je moet lef tonen, anders komt er niks. Heeft ook met imago te maken, ook daar moet je aan werken. Er liggen zeker kansen. Je ziet dat de Universiteit Maastricht nu de betekenis van Het Verdrag van Maastricht terecht heeft opgepakt, nadat de gemeente dat een tijdlang min of meer heeft laten liggen. Terwijl je met zo’n internationaal beroemd verdrag toch goud in handen hebt. Wees daar niet te bescheiden in.”

Over imago gesproken, het imago van Limburg kan wel weer een duwtje gebruiken na de recente bestuurscrisis.
„Overal in het land waar ik kom, beginnen ze daarover, en niet bijvoorbeeld over hoe mooi het Heuvelland in beeld werd gebracht tijdens de Amstel Gold Race. Heel wat politici realiseren zich kennelijk niet wat voor consequenties dat allemaal heeft. Ik kan er niet over oordelen, de onderzoeken lopen nog. Maar duidelijk is dat een aantal zaken niet goed is gegaan. Jammer vind ik het voor Theo Bovens, want zijn integriteit wordt niet in twijfel getrokken. En toch vertrekt hij dan vanwege een integriteitskwestie, dat is heel sneu voor hem. De provincie is in Lim-burg een machtig instituut met veel financiële middelen om ontwikkelingen mogelijk te maken. Dan horen daar mensen te zitten die hun verantwoordelijkheid kennen en visie tonen. Wat dat betreft zouden we weer een type à la Sjeng Kremers nodig hebben, iemand die durft door te pakken. Het is nu te veel go with the flow. We missen hier de grote plannen en projecten, op een paar uitzonderingen na. Het is allemaal te kleinschalig, daar red je het niet mee. En begin niet steeds aan de onderkant, hoe goed bedoeld ook. De ambitie vind je vaak in de bovenkant van de samenleving, die kan de rest meetrekken, mits je ze de kans geeft.”
Het lijkt erop dat de universitaire wereld ook steeds politieker kleurt. De hele ‘woke’-beweging bijvoorbeeld, daar worden heel duidelijke, zo niet radicale stand-punten ingenomen.
„Daar ben ik niet zo gelukkig mee. Ik vind dat de universitaire bestuurders zich tegenwoordig te veel profileren, en dan veelal in één bepaalde richting. Dan wordt het een soort van hype. Ik probeer zelf zo neutraal mogelijk te blijven in mijn functie, hoe-wel ik uiteraard ook mijn denkbeelden en voorkeuren heb in bepaalde kwesties. Maar een universiteit als zodanig moet naar mijn idee geen politieke positie gaan innemen. Neem de kwestie Palestina. Het is natuurlijk treurig wat daar gebeurt, maar de kwestie is zeer complex, al decennialang. De laatste tijd wordt daar vanuit een bepaalde stroming binnen de universiteiten wel wat eenzijdig naar gekeken. Ik mis de nuance.
Het pleidooi om andere universiteiten, in dit geval in Israël, te boycotten, dat is nogal wat. Dat vind ik niet de taak van een universiteit, en ook niet van de wetenschap. En die woke-beweging gaat mij ook te ver. Als er één universiteit bezig is met inclusie en toegankelijkheid, dan zijn wij het wel en dat zien we ook aan de grote variatie in studenten. Maar je moet wel realistisch blijven. Je moet je niet gaan keren tegen ‘de witte man’. Je kunt niet voor elke functie een geschikte native vinden. Ik wil sowieso geen moraalridder zijn. Je ziet dat tegenwoordig sterk in de Verenigde Staten. Ik kom daar een paar keer per jaar als bestuurslid van de Association for the Advancement of Computers in Education. Dan zie je inderdaad die stromingen die radicaal doordrammen, die maatschappelijk gevoed zijn, maar wetenschappelijk lang niet altijd verantwoord opereren. Kijk ook naar zo’n Nobelcomité. Door te zeer politieke standpunten in te nemen, verlies je je positie, je waarde. Pro-beer zo objectief mogelijk te blijven, hoe lastig dat soms ook is.”
Heeft u al enig idee hoe lang u bij de Open Universiteit wil aanblijven en wat u eventueel daarna nog voor ambities heeft? Bijvoorbeeld de overstap naar een ‘normale’ universiteit?
„Ik ben in deze functie in feite pas drie jaar bezig bij de OU, dus om nu alweer een overstap te maken, dat lijkt me niet goed voor beide partijen. In principe vind ik wel dat je dergelijke functies niet langer dan twee termijnen moet doen. Dus dat betekent voor mij dat ik na de eerste termijn van vier jaar nog hooguit één tweede termijn zou doen, als men dat wil natuurlijk. Langer moet je niet op dezelfde post blijven, in die periode moet je een aantal ideeën hebben geconcretiseerd. Ik ben niet iemand die dan vervolgens op de winkel gaat passen. Ik wil zaken oppakken en veranderen. Liefst in een goede samenwerking, maar ik ben geen zachte heelmeester. Als het moet, dan moet het. Mijn toekomst na de OU is nog geen levend thema. Ik zie wel. Ja, wie weet wel een campusuniversiteit. Maar ik kan ook weer terug in het onderwijstechnologisch onderzoek, heb ik altijd boeiend gevonden. Ik kan ook nog een bedrijf beginnen. Heb ooit een diploma behaald voor een cafébedrijf, en ook een winkel in groente en fruit. Haha. Ik hou van werken, van aanpakken. In mijn studententijd ben ik jarenlang afwasser in de verpleegklinieken in Heerlen geweest om wat bij te verdienen. Ik vond dat prima, stil zitten is niks voor mij. Wellicht daarom dat ik harde werkers echt weet te waarderen.”

Bent u iemand die de besognes van het werk ’s avonds mee naar huis neemt?
„Soms wel, ik kan niet zomaar de knop omdraaien. Maar het helpt wel dat ik hier in een oase van rust en groen kom. En ik ben blij dat ik met mijn vrouw weer een restaurant kan gaan bezoeken na de lockdown. Dan verzeilen we al gauw in Maastricht vanwege de ruime keuze, of een terras in Valkenburg, of een kop koffie in Aken. Ik bezoek daar ook graag kunstgaleries. Beurzen als TEFAF en Art Cologne sla ik niet gauw over. En muziek kan me ook bekoren, heel gevarieerd. Ben vroeger nog DJ geweest, zeg maar in de oude stijl. Heb ook nog een tijdje synthesizer gespeeld. Mijn dochter, die medicijnen gaat studeren in Maastricht, speelt piano. Soms ga ik ook nog wel eens naar een popconcert. Bruce Springsteen bijvoorbeeld. Moet ik m’n vrouw wel meeslepen, maar dan hebben we plezier.”
Bij het naar buiten gaan laat hij de heiligenbeelden zien bovenop een van de kasten in het huis. „Is geen hogere kunst, ik vind het gewoon leuk om die te verzamelen. Maar de kast is vol, m’n vrouw vindt het wel goed zo.”In de gang hangt nog een ingelijste serie foto’s van The Beatles met – op één papier – de handtekening van alle vier leden van de legendarische band. „Heb ik ooit aangeschaft”, zegt hij met enige verlegen trots. „Soms mag je jezelf wel iets gunnen.”
Geboren Heerlen 1968
Woonachtig Eygelshoven
Opleiding Pabo Heerlen, onderwijskunde Universiteit Utrecht, promotie Universiteit Twente
Loopbaan Universitair docent Twente, universitair hoofddocent Open Universiteit, leerstoel didactiek van nieuwe media, hoogleraar, decaan en vicepresident FernUniversität Hagen
Huidige functie Rector-magnificus en hoogleraar onderwijstechnologie bij Open Universiteit met 20.000 studenten en 700 medewerkers
Burgerlijke staat Getrouwd, een dochter