Alle huisvrouwen een standbeeld!
‘Wat een luxeleven. Huisvrouw zijn. Niet moeten werken. Af en toe de frigo aanvullen. Een potje koken voor de kroost. Een wasmachine vullen. Een paar uurtjes strijken.’
Strontjaloers was ik, als schoolgaande tiener, op mijn moeder. Ik benijdde haar, om haar 365 dagen verlof per jaar. Ik vloog op haar uit, als ze me vroeg mijn kleren op te ruimen, want daar had ze toch zélf een zee van tijd voor. Helpen afdrogen? Are you kidding me? Ik had wel wat beters te doen. Huiswerk maken. Blokken voor examens. Urenlang telefoneren – een gsm bestond nog niet – met klasgenoten. Tot ergernis van mijn pa, die er élke avond mee dreigde de stekker uit te trekken.
Nu ik zélf achter de potten en pannen sta, dagelijks struikel over rondslingerende, modderige sportkleren en ‘mijn mannen’ het vanzelfsprekend vinden dat hun, naar frisse lavendelgeur ruikende boxershorts opgeplooid in hun lades liggen, weet ik wel beter: huisvrouw zijn is het meest ondergewaardeerde en frustrerende beroep wat er is. Beroep ja. Als les geven, kleren verkopen, een bloemenzaak runnen, sales manager zijn. Maar dan zonder loon. Nul euro per dag. En zonder appreciatie, want het is dweilen met de kraan open. Is je kot net opgeruimd, loert de chaos alweer om de hoek, begin je te zeuren en krijg je boze blikken van je kids. Van wie zouden ze dát hebben!
Uit werken gaan, is minder vermoeiend. Geen kat die het gelooft als ik het zeg. Ik ben nochtans expert. Altijd fulltime en buitenshuis gewerkt. Tot ik vijf jaar geleden de boeg omgooide. Een weldoordachte beslissing. Een aartsmoeilijke ook. Een die me met schuldgevoelens opzadelde. Soms nóg. Dat ik denk: Ramaekers, wat zit je hier thuis?! Je zou verdorie moeten wérken nu, geld verdienen, de carrièrevrouw uithangen! Waarom? Omdat de maatschappij dat van mij verwacht zeker? Omdat iemand met een universiteitsdiploma wel beter kan en moét? Het zou mijn bankrekening aandikken. Dat zeker. Maar zou het me ook gelukkiger maken?
Mijn geluk is baas zijn over mijn eigen agenda, meester zijn over mijn tijd. Op dat vlak leid ik effectief een luxeleven, zoals wijlen mijn moeder. Omdat het me wordt gegund. Door mijn partner, die zelf keihard werkt. En door mezelf. Uiteindelijk. Want er gaat toch een afkickperiode aan vooraf. Plots ontsnappen uit die dagelijkse rat race. Geen chitchats meer met collega’s aan de koffieautomaat. In de plaats vier keukenmuren die al snel op je af dreigen te komen. Het is beangstigend. Verontrustend. Eenzaam zelfs…
Tot je in die eerste lente de vogeltjes hoort fluiten, de geur kan opsnuiven van vers gemaaid gras, de krokussen ziet bloeien en oprecht blij wordt van de rust en stilte om je heen. De was en de plas neem ik er graag bij. Al méén ik het wel: dat huisvrouwen een standbeeld verdienen. En een minimumloon. En af en toe een ‘dank je wel’ van hun kinderen. Maar daar komen ze nog wel achter. Later, als ze alleen gaan wonen, achterover vallen bij het bedrag voor een volle winkelkar in de supermarkt en mama moeten bellen voor de programmatie van hun wasmachine 😉