Met Tom Dumoulin door Spanje
‘Sodebimbo die Limbo’, was de korte en krachtige tekst die ik in Spanje ontving van een collega. ‘Die Limbo’ sloeg op Tom Dumoulin en het ‘sodebimbo’ wees naar diens prestaties in de Vuelta a España. Voor het eerst na 35 jaar (Joop Zoetemelk in Tour de France) leek er weer een Nederlander op weg naar de eindzege in een grote ronde. Helaas duurde de ronde voor het 24-jarige talent anderhalve col te lang, maar voor de wielerwereld was de Maastrichtenaar met zijn prestaties op de Spaanse wegen wel de revelatie van dit seizoen.
Het was prachtig om de dappere strijd van Dumoulin in de Vuelta met eigen ogen te aanschouwen. Rond reizen in Spanje is altijd een voorrecht. Slapen en vooral laat dineren in plaatsen als Burgos, Avila en het totaal onbekende maar schitterende gehucht Sepulveda geven je een mooi inzicht in het Zuid-Europese leven.
De prestatie van Dumoulin was indrukwekkend. Niet alleen op de fiets, maar ook hoe hij zich rond de fiets bewoog. Op de rustdag in Burgos in hotel Reyes Católicos, een naam die de kracht van het Spaanse koninkrijk en het katholieke geloof zo’n vijf eeuwen geleden centraal symboliseert, weet Dumoulin met openheid en oprechtheid de internationale media in te palmen. Du-mó-lèn, wordt hij al snel liefkozend op het Iberische schiereiland genoemd.
Ook zag je van dichtbij hoe Dumoulin zich steeds meer als een natuurlijk leider ontwikkelde. Iemand die in zijn omgeving van zich afbijt wanneer dingen niet naar zijn zin gebeuren. Als het opnemen van een interview in de mixed-zone na zijn tijdritzege in Burgo te lang duurt, haalt hij zijn schouders op wat hij hier nu doet. Wanneer in Avila achter het huldigingspodium zijn verzorger de rollenbank voor de cooling-down niet op de juiste plek zet, reageert hij kribbig. In zijn doen en laten is te zien dat hij de directe wereld om hem heen, zonder al te veel woorden te gebruiken, stuurt.
De verwondering van zijn eigen prestatie weerklinkt in zijn woordkeuzes. Aan een klassement in deze Vuelta had hij nooit durven denken, laat staan dat hij het zou realiseren. Sommige uitspraken verraden dat hij een a-typische wielrenner is. Hij geniet totaal niet van zijn rol aan de top van het klassement. De stress, het iedere dag het uiterste van zichzelf eisen, nee dat is zeker geen plezier. En de tijdrit op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro heeft voor hem een grotere waarde dan de Tour de France. Hij had vroeger niks met wielrennen, speelde nooit de Tour de France na op z’n fietsje en is opgegroeid met gouden medailles van Pieter van den Hoogenband en Inge de Bruijn, niet met Nederlandse wielersuccessen op de Franse wegen.
Het zijn uitspraken die welgemeend klinken, maar waarmee de groeibriljant van Giant-Alpecin zichzelf direct ook beschermt tegen al te hoge verwachtingen voor de komende jaren. Bovenal is de voormalig student van de Universiteit van Maastricht ook intelligent. Hij snapt het spel met de media en beseft dat je heel gemakkelijk van het podium kunt vallen. Daarom is voorzichtigheid zijn credo.
Dumoulin moet daarbij afrekenen met het Limburgse stigma, vandaar de ‘Sodebimbo die Limbo’. De laatste decennia zijn er heel wat Limburgse wielrenners geweest die als grootste talenten naar de profs overstapten, maar die verwachtingen nooit of nauwelijks konden waarmaken. Van Jo Maas, Ad Wijnands, Danny Nelissen, Max van Heeswijk, Patrick Strouken, Rob Ruijgh en in mindere mate Frans Maassen en Peter Winnen werd stiekem veel meer verwacht. Er werd zelfs gesproken over de Limburgse ziekte, de net-niet mentaliteit. Teveel de bourgondische inslag en te weinig de topsportbeleving.
Wat dat betreft is het misschien goed wanneer Dumoulin niet alleen een a-typische wielrenner, maar ook een a-typische Limburger zou zijn. Al moet ik eerlijk bekennen dat toen ik hem op de laatste zondag van de Vuelta in het Rafaelhoteles in Alcalá de Henares complimenteerde en vertelde dat ik genoten had van zijn prestaties, hij met een knipoog antwoordde: ,,Limburgers onder elkaar hè…”
Fotografie: Hugo Thomassen