Imre en Marne van Opstal Limburgse wereldtop
De Nederlandse Dansdagen in Maastricht, het meest prestigieuze dansfestival in Nederland, heeft dit jaar een extra Limburgs tintje omdat Imre en Marne van Opstal een van de belangrijkste voorstellingen verzorgen, met twee balletten. Als zus en broer, afkomstig uit de ‘dansfamilie’ Van Opstal uit Velden, behoren ze tot de wereldtop en zijn internationaal veel gevraagd als choreografen.
Fysiek wonen ze tegenwoordig best wel een eind uit elkaar: Marne (1990) in Amsterdam en Imre (1989) in Parijs. Maar ze weten elkaar al reizend snel te vinden, tegenwoordig niet alleen om als choreografen hun dansproducties te begeleiden, maar ook om in andere sectoren hun creativiteit te tonen. Zo verzorgden ze in het voorjaar nog de choreografie van de modeshow van het prestigieuze merk Dior in Parijs. Dat is typisch voor dit duo dat makkelijk grenzen overschrijdt in hun vak. Jarenlang dansten ze zelf op het hoogste niveau bij het Nederlands Dans Theater en nadien in het geval van Imre bij het toonaangevende Israëlische gezelschap Batsheva Dance Company. Dat ze überhaupt deze richting in de podiumkunst kozen is niet zo vreemd, want zowat de hele familie Van Opstal danst professioneel, zo ook de zussen Myrthe en Xanthe. Hun vooropleiding deden ze in Venlo op het Valuascollege, daarna trok Marne naar het Conservatorium Den Haag en Imre naar de Hogeschool voor de kunsten Codarts in Rotterdam.
Ondanks hun drukke agenda nemen ze de tijd om hun betrokkenheid bij de Nederlandse Dansdagen toe te lichten. „Ik heb een aantal jaren geleden de prijs voor de meest indrukwekkende dansprestatie gewonnen, daar was en ben ik nog steeds heel blij mee”, vertelt Imre. ,,Niet alleen binnen Nederland maar ook internationaal geldt dat als een prestigieuze prijs. Het is fijn dat we dit jaar in Maastricht met twee producties staan.”
Zij doelt op The little man met het Nationaaltheater Mannheim en I’m afraid to forget your smile met het Hessisches Staatsballett. „In beide stukken gaat het om moderne dans, dat is onze stijl”, zegt Marne, maar ze lijken zeker niet op elkaar. „Zo wordt er bij het eerste stuk gedanst op experimentele muziek, terwijl je bij het tweede stuk koormuziek hoort. We hebben onze eigen stijl ontwikkeld waarbij de muziek heel erg kan verschillen. De muziek is niet alleen belangrijk voor de dans op zich, maar bepaalt ook de sfeer.” Hij licht de titel toe. „De beperkte ruimte van een kooi in het eerste stuk geeft aan hoe we worstelen met onze innerlijke wereld en vaak in hokjes worden geplaatst. Tegelijkertijd weerspiegelt deze bewuste beperking hoe de mensheid in onze eigen perceptie zo groot en belangrijk lijkt, terwijl wij mensen eigenlijk zo klein zijn. Vandaar de titel The little man voor het stuk, dat maar door drie dansers wordt uitgevoerd. Het beeld van de kooi is ook van toepassing op onze geest: hoe mensen zich soms opsluiten in hun eigen geest, afgesneden zijn van zichzelf, of een beperkt perspectief hebben op wat het betekent om mens te zijn.” Het klinkt aan de zwaar filosofische kant maar ze vertellen het beiden met een zekere lichtheid, want er is altijd plek voor nieuwe uitdagingen. „De mens haalt veel kracht uit de natuur”, zegt Imre. „We gebruiken vooral ons instinct en onze intuïtie. Het publiek in de zaal kijkt als het ware door een loep naar de voorstelling en iedereen ontdekt zijn of haar eigen verhaal erin. Voor ons is de essentie het dier. Een terugkeer naar de natuur, naar wat en wie we zijn.”
I’m afraid to forget your smile gaat over op het moment van loslaten als overgang naar overgave en verlies. Dit werk is gemaakt voor het Hessische Staatsballet, in samenwerking met zes dansers en een zestienkoppig koor onder leiding van Ines Kaun. „In dit stuk werken stem en beweging samen en tegen elkaar”, vertelt Marne en voegt er een heel persoonlijke noot aan toe. ,,We konden in Wiesbaden werken met een operakoor van zestien zangers. Daar wilden we graag fysiek iets stevigs tegenover zetten. We besloten een persoonlijk drama, dat onze familie al jaren meedraagt, in een choreografie uit te werken. Onze neef Tom is op zijn negentiende tijdens een schooltrip in Herkenbosch verdwaald geraakt en pas na een etmaal onderkoeld teruggevonden. Hij heeft het niet gered. Wij waren veertien en vijftien. Dat je oudste neef in die wanhopige uren niemand tegenkwam om hulp aan te vragen, zal altijd blijven knagen.”
De choreografie, met live gezongen composities van onder meer de Noord-Europese componisten Ola Gjeilo, Jóhann Jóhannsson en Arvo Pärt en sacrale teksten van dichter Charles Anthony Silvestri werd in Duitsland jubelend ontvangen. „In Maastricht zal de sacrale muziek op band staan, wat niets afdoet aan de spirituele pijn van het onder ogen zien van je eigen sterfelijkheid en die te kunnen uitdrukken in een fysieke bewegingstaal.”
Het duo Van Opstal is niet meer zo vaak in eigen land te zien. „Nederland is een belangrijk land voor de dans, maar om echt zoveel mogelijk te kunnen werken moeten we internationaal gaan, en gelukkig gaat dat goed”, concludeert Imre. Duitsland, Amerika, Frankrijk, Canada, Zweden, de broer en zus hebben al heel wat afgereisd dit jaar.
De toekomst zal voor hen niet alleen dans zijn. „Met onze choreografieën kunnen we ook daarbuiten aan de slag, zoals bij die modeshow van Dior”, zegt Marne. „We creëren theatrale, emotionele landschappen, overal ter wereld. Maar we komen toch nog regelmatig in Venlo, dat blijft ons thuis.”