Wandering mind
Ik blaas uit en merk hoe mijn brilglazen beslaan. Het is nog vroeg, amper zeven uur. De hemel kleurt oranje-roze, mijn favoriete kleur. Peachy. Over tien minuutjes gaat mijn wekker, maar ik ben al buiten. Snel wat kleren aangetrokken, een dikke jas erover. De voordeur trok ik net iets te luid achter me dicht.
Mijn AirPods werken niet. Of beter gezegd: één oortje doet het niet. Dus kies ik voor stilte.
Het enige dat ik hoor, zijn mijn eigen voetstappen. De wereld is koud vanmorgen. Het heeft gevroren. De aarde is hard en alle groene grassprietjes dragen een wit randje van ijzel. Het is begin maart, maar de winter laat zich nog voelen.
De zwarte bomen staan er kaal bij, zonder blaadjes. Hun takken tekenen zich af tegen de lucht. Mist hangt over de velden, als een deken die de ochtend nog even toedekt. Aan de horizon verschijnt een dun, rozig-oranje streepje: de opkomende zon. In de verte rijden al enkele auto’s voorbij. Vroege vogels op weg naar het werk. Maar verder is het stil. Het voelt alsof de wereld nog slaapt.
Hoog aan de hemel, boven die zwarte, kale bomen, zie ik vogels overvliegen. In de verte lijken het kleine, zwarte v-jes, dwarrelend tegen een verder witte hemel.
Het is een van de eerste ochtenden dat het al licht is rond dit uur. Dat voelt fijn, bijna geruststellend. Wandelen in het donker doe ik minder snel. Maar nu voelt het goed. De wereld is stil, vredig, nog een beetje slaperig. En ik ben al op pad. Even bewegen. Mijn hoofd wakker laten worden samen met mijn lijf.
Ik blaas opnieuw uit, mijn adem kringelt omhoog en mijn brilglazen beslaan weer. In de verte zie ik een tractor met een flikkerend oranje licht. Langs de rand van de velden ligt een dun laagje ijs op de prikkeldraad. De koeien die hier normaal staan, zie ik vandaag niet. Ze zijn vast naar binnen gehaald. Te koud.
Gek genoeg besef ik dat ik het niet eens erg vind dat mijn airpods het laten afweten. Het zijn dertig minuten waarin ik alleen ben met mijn gedachten. In het begin vond ik dat lastig. Te stil. Te saai. Maar de voorbije weken ben ik die stilte gaan waarderen. Mijn brein krijgt even echte rust. En in die rust ontstaan de mooiste dingen: een inzicht, een idee, een link tussen twee zaken die eerst niks met elkaar te maken hadden.
Ik focus me op mijn zintuigen, en meestal begin ik met kijken. Echt kijken. Naar de wereld om me heen. En hoe langer ik kijk, hoe meer details ik zie. Een boom met een rare, bijna grappige vorm. Een berm vol afval — jammer, en misschien moet ik daar eens iets mee doen, bedenk ik me. Ik zie een plas water waarin de bomen zich perfect spiegelen.
En omdat mijn oren vrij zijn, ga ik ook beter horen. En ruiken. Uit een huis langs de weg komt de geur van gebakken eitjes en spek naar buiten gewaaid. In de verte klinkt het zachte zoemen van auto’s, een dorp dat wakker wordt.
Ik wissel mijn telefoon van hand, want de vrieskou bijt in mijn vingers. En terwijl ik stap, voel ik een lichte kramp in mijn rug. Misschien van de workout gisteren, of van de manier waarop ik vannacht lag. Het geeft me een idee: straks, na deze wandeling, kruip ik nog tien minuutjes in het warme water van mijn spa. Een kleine luxe, die perfect past op deze vroege maandag.
Een wandeling die begint met kou, mist en stilte eindigt zo met een warm vooruitzicht.
Dat is misschien wel de grootste ontdekking van deze ochtendwandeling: dat er schoonheid zit in de kleinste momenten, als je er maar oog voor hebt.