Dictators en paleizen
Vorige week stond ik voor het enorme paleis dat dictator Nicolae Ceaucescu in de Roemeense hoofdstad Boekarest voor zichzelf had laten optrekken. ‘Het paleis van het volk’, had hij het megalomane gebouw cynisch genoemd, dat op 350.000 vierkante meter is neergezet. Niets van het volk, integendeel, dat heeft er voor moeten bloeden.
In de jaren tachtig begon de communistische despoot met de bouw van zijn paleis en liet daarvoor een complete woonwijk platwalsen, inclusief een paar kerken en synagogen. Duizenden arbeiders moesten er jaren lang aan werken, op talloze budgetten van de staat werd bezuinigd, om het statussymbool van de leider te kunnen bekostigen. In die jaren konden de inwoners van Boekarest zelfs geen marmer meer kopen voor een grafsteen, want alle marmer ging naar het paleis.
Tijdens de bouwperiode vielen er de nodige doden, de veiligheidsvoorschriften in het Oostblok waren niet zo stringent. In die tachtiger jaren was ik zelf voor het eerst in Boekarest, dus nog in de communistische tijd. Het was er grijs en grauw. We vlogen er heen met een Tupolev 154, een Russische jet die landde op het nogal verlaten vliegveld van de hoofdstad, waar je werd opgewacht door corrupte douaniers.
Het paleis was toen al absurd groot, ook al was het nog lang niet af. Maar als ik de foto’s van toen en nu vergelijk, dan is het minstens twee keer zo groot geworden. Na de omverwerping van het regime en de moord op Ceaucescu en zijn vrouw, stond de ‘democratische’ regering voor de keuze: afbreken of afmaken. Dat laatste bleek goedkoper. Het is nu het allergrootste gebouw van heel Europa en een van de grootste ter wereld, met in totaal tweeduizend kamers en zalen. Je kunt er als toerist een rondleiding krijgen, dan zie je maar een klein deel, maar zelfs dan ben je kilometers aan het wandelen, er komt geen einde aan.
In feite staat het gebouw in geen verhouding met de rest van de stad, het doemt vanuit alle hoeken op. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van de niets ontziende dictator. Indrukwekkend is het zeker, echt mooi eigenlijk niet, ondanks alle marmer, trapgewelven en ornamenten.
André Rieu staat er dezer dagen met zijn Maastrichts podium tegenover. Dat oogt maar piepklein tegenover het stenen geweld van Ceaucescu.
Paleizen en dictators, het is een veel voorkomend verschijnsel en pakt aan het einde meestal verkeerd uit. De Turkse president Tayyip Erdogan kan erover meepraten. De afgelopen jaren heeft hij ook steeds meer trekjes van een dictator gekregen. Protesten tegen zijn beleid worden met harde hand onderdrukt en in geen enkel ander land zitten zoveel journalisten achter de tralies als in Turkije. En jawel, Erdogan liet zijn eigen paleis bouwen in de hoofdstad Ankara. Niet dat daar behoefte aan was, rechters probeerden de bouw stil te leggen. Maar Erdogan heeft net zoals andere dictators geen boodschap aan rechtspraak en hij liet het paleis, op 300.000 vierkante meter, afbouwen. Daar ontvangt hij nu zijn vazallen en buitenlandse gasten. Het gebouw is vijftig maal groter dan het Witte Huis in Washington. Dat past bij de ambitie van Erdogan om van Turkije een superstaat te maken.
Maar toch is hem dat paleis duur komen te staan. Bij de parlementsverkiezingen vorig week werd hij ineens op de vingers getikt door de Turkse bevolking. In plaats dat hij nog meer bevoegdheden als president naar zich toe kon trekken, moest hij met zijn AK-partij zelfs een eind terug in het aantal zetels. Zijn partij heeft geen meerderheid meer en is aangewezen op de steun van andere partijen, zo die dat al willen.
Met name het feit dat hij zoveel geld uitgaf aan een paleis vol pracht en praal voor zichzelf, is bij veel mensen in het verkeerde keelgat geschoten. Erdogan had het altijd wel over ‘het volk’ maar als de dictators dat woord in de mond nemen, dan bedoelen ze doorgaans alleen zichzelf.
De Turkse president is een sluwe vos, belust op macht. Daarom zijn de Turken nog niet van hem af. En zoals dat gaat in die contreien, hij roept de hulp in van de religie om het volk kort te houden. Als de Turken maar voldoende luisteren naar hun president, dan zal Allah ook tevreden zijn, zo luidt zo’n beetje zijn boodschap.
Maar gelukkig hebben veel Turken lang genoeg de democratie gekend, om zich die niet zomaar te laten afnemen. Dat hebben ze bij de verkiezingen laten zien.
De vraag is hoe lang Erdogan nog in zijn paleis kan zitten. Ook al zal hij zich aan zoveel mogelijk kroonluchters vastgrijpen, uiteindelijk zal hij toch de aftocht moeten blazen. De dure paleisstenen zullen meer en meer als een molensteen om zijn nek gaan hangen.
Jo Cortenraedt