Niet altijd dialect
Bij sommige zomerevenementen viel me op hoe hardnekkig soms dialect door de microfoon wordt gesproken. Gevaarlijk als ik dat zeg, want dan lijkt het in eerste instantie alsof ik het gebruik van dialect niet zou waarderen. Integendeel, een avondje Rowwen Hèze, zij het zonder bierdouche, gaat er bij mij wel in en ik bezing het dialect dagelijks.
Maar ik vind wel dat je altijd rekening moet houden met je toehoorders. Bij Chapeau bijvoorbeeld spreken we ter redactie afwisselend dialect en Nederlands, al naar gelang wie de gesprekspartner is. Ook onderling met de collega’s, de een spreekt namelijk wel dialect, de ander niet, dus daar houden we dan rekening mee.
En als er een Franstalige, een Engels-sprekend persoon of een Duitser zich meldt, dan doen we de conversatie zoveel mogelijk in hun taal. Flexibel dus.
Bij evenementen loopt het zeer uiteen. De mensen die de microfoon hanteren, praten naar mijn idee sowieso in veel gevallen veel te veel. En vaak staat het geluid dermate hard, dat het je pijn in de oren doet. Bijvoorbeeld bij sportevenementen zoals wielerkoersen en anderszins.
De inhoudelijke teksten maken me ook niet altijd vrolijk. Een hoop getetter en holle woorden. Maar enfin, de bedoeling zal ongetwijfeld goed zijn. Maar ik maak ook mee dat de spreker pertinent en consequent dialect blijft spreken, ook als algemeen bekend is dat bijvoorbeeld de helft van de toehoorders niet uit Limburg komt maar van elders, en dus ons dialect niet machtig is.
Dan denk ik, kost het nou echt zo’n moeite om dan over te schakelen op het Algemeen Beschaafd Nederlands? En dat mag voor mij echt wel met een zachte ‘g’. Sterker nog, daar heb ik een voorkeur voor. Want je hebt ook van die evenementen in Limburg, die juist zo Hollands mogelijk willen overkomen en dan ratelt iemand de hele tijd met een rollende ‘r’, terwijl die gewoon uit pakweg Slenaken of Gulpen komt. Dat is ‘m ook niet.
Een tijd terug hoorde ik iemand door de microfoon roepen tegenover moegestreden sportmensen uit heel het land, in plat Zuid-Limburgs: ‘veur ver goan ète, kint ger eers effe d’r zak onder de kraan houe’. Nog los van de weinig poëtische manier om te zeggen dat het tijd werd om te douchen, verstonden die bezoekers uit Amsterdam en Hengelo dat niet. Ik moest constant voor vertaling zorgen in het hoekje waar ik stond, omdat de mensen om me heen toevallig niet uit Limburg kwamen en er weinig van mee kregen.
Ik hoop dat we in Limburg met z’n allen nog eeuwen ‘plat’ blijven praten, hoewel dat voor mij niet plat hoeft in de zin van weinig verfijnd. Het dialect heeft zoveel mooie woorden, dat hoeft helemaal niet plat te zijn. Ik verwijs naar Rowwen Hèze.
Maar rekening houden met je toehoorders, dat lijkt me niet teveel gevraagd. Ik weet dat er op een gegeven moment kritiek was op André Rieu omdat hij op het Vrijthof niet meer alles in het Limburgs zei. Nee, logisch niet. Als de helft van je publiek uit heel de wereld komt, van Australië tot Brazilië, hoe kun je dan verlangen dat alle teksten in het Limburgs moeten blijven? André heeft er verstandig een mix van gemaakt, om zowel het thuispubliek als de rest van de wereld een plezier te doen.
We moeten trots zijn op Limburg, maar laten we er geen nederzetting van maken. Eenkennigheid ligt dicht bij bekrompenheid. Dat willen we niet, de ramen open, we zijn onderdeel van de wereld.
Jo Cortenraedt