Geen categorie

Toeristen ga naar huis?

Auteur: Jo Cortenraedt

Deze slogan wordt tegenwoordig op bussen en muren gekalkt in Barcelona, zo konden we deze week vernemen. Dat gebeurde door zichzelf ‘anarchisten’ noemende jonge Spanjaarden van de groep ‘Arran’, die beweren dat de oorlog moet worden verklaard aan de toeristen, omdat de stad de toestroom (30 miljoen bezoekers per jaar) niet langer aankan. Ze laten het niet bij leuzen, ze steken bijvoorbeeld ook banden van huurfietsen kapot. Dat om ‘de wijken’ te beschermen. Ze laten het niet bij de Catalaanse hoofdstad,  deze week gooiden ze ook een aantal rookbommen in populaire restaurants bij jachthavens op Mallorca.  

Het massale toerisme zou op meerdere plekken in Spanje een probleem beginnen te worden voor een aantal bewoners. Dat voelt extra vreemd aan, nu ik net terug kom uit Zuid-Spanje, waar ik werk en vakantie gecombineerd heb.

Doorgaans op zoek naar het authentieke, bezochten we de wat meer rustige kustoorden en ontdekten we stroken langs de zee waar je nauwelijks buitenlandse toeristen tegenkomt. Die plekken zijn er aan zee niet meer veel in Spanje, het toerisme heeft een enorme impact op het hele aanzien van de kuststreek. Maar, datzelfde toerisme is ook dé economische pijler van de Spaanse economie. Met voor- en nadelen.

Feit is dat veel Spaanse jongeren in andere sectoren dan het toerisme nauwelijks kans op een baan en hun heil elders in Europa zoeken. Bij die anarchisten denk ik ook aan de ‘autonomen’ die onlangs tijdens de G20 in Hamburg de halve stad afbraken. Die hebben de mond vol over ‘verzet tegen het kapitalisme’ en ‘macht aan het volk’,  maar plunderen vervolgens de winkels van kleine middenstanders en steken de auto’s van de plaatselijke bevolking in brand. Niet  zelden blijken die autonomen en anarchisten, die strijden tegen ‘de staat’,  van diezelfde overheid elke maand een uitkering te krijgen. Onder hen ook opvallend veel opgeschoten kinderen van rijke ouders. Die kunnen zich de luxe permitteren om te strijden voor hun ‘idealen’, zonder al werkend hun eigen brood te verdienen.   

De prachtige stad Sevilla, die ik deze zomer nog bezocht, zou zonder toerisme veel armer zijn. Veel bewoners hebben er een baan dankzij dat toerisme. Natuurlijk, de souvenirwinkels met prullaria zijn ook hier geen lust voor het oog, maar als je wil kun je hier wel degelijk nog genieten van een indrukwekkende historie, prachtige architectuur en cultuur, originele gastronomie en niet te vergeten een mooi winkelaanbod met een geheel eigen stijl mode, waar vooral menige vrouw graag een keer voor op en neer wil vliegen. Overal werden we gastvrij en sympathiek ontvangen, geen spoor van afkeer tegen bezoekers van buitenaf.

Maar jawel, toerisme kan wel degelijk z’n keerzijden hebben. In Amsterdam beginnen ze te kreunen nu vooral de grote musea (en helaas ook de Wallen) zó’n aantrekkingskracht hebben. Veel woningbewoners en ook speculanten verhuren hun ruimte legaal of illegaal aan toeristen. De prachtige stad Venetië is zeker ook een goed voorbeeld hoe toerisme kan doorslaan. De vaste bewoners trekken er weg, de normale winkels met levensmiddelen en kleding verdwijnen en daarvoor in de plaats komen enkel op toeristen gerichte ‘shops’. Dat komt de leefbaarheid bepaald niet ten goede.

Maar de discussie is heel complex. Na de aanslagen in Parijs en Brussel klapte het toerisme daar in elkaar. Veel banen gingen verloren, hotels en restaurants raakten dik in de rode cijfers. Nu pas beginnen deze sector er pas langzaam weer bovenop te komen.  

Ook dichter bij huis zie je twee tegenstrijdige bewegingen. Er wordt serieus geld geïnvesteerd om het toerisme in Limburg te promoten. Want de bezoekers brengen geld in het laatje van de horeca, de winkeliers, de andere ondernemers en de overheid. En dat levert weer banen en welvaart op.

De ene stad of regio probeert zich nog beter te presenteren dan de ander. Zo heeft Luik nu een internationale campagne met slogans als ‘the city that never sleeps’  (zonder gène gekopieerd van New York) en ‘more romantic than Venice’. Ik vrees dat de betreffende marketeers hier elk gevoel voor de realiteit verloren hebben, maar allicht zal deze of gene lokale bestuurder trots zijn dat een virtuele competitie met de wereldiconen van het toerisme dapper wordt aangegaan.

Sowieso, slogans zijn voor de gemiddelde bezoeker wellicht veel minder belangrijk dan de bedenkers zullen vermoeden. ‘Maastricht, een stad om verliefd op te worden’. U hoort mij niks kwaads over de Limburgse hoofdstad zeggen, maar een dergelijke spreuk kun je op wellicht honderden steden in de wereld plakken. ‘Limburg lonkt’, zo heet de nieuwe slogan van de kersverse samenwerking tussen Maastricht Marketing en de VVV Zuid-Limburg. Het is ook maar een spreuk, de lading erachter vind ik veel belangrijker, namelijk dat beide organisaties eindelijk stevig gaan samenwerken. Maastricht heeft het Heuvelland en de rest van Zuid-Limburg nodig, en andersom ook. Het is tenslotte bij elkaar maar een postzegel op de wereldbol. Elkaar versterken, dat moet het motto zijn.   

Zelfs in Maastricht hoor je bewoners morren over ‘teveel toeristen’. Ze bedoelen dan vooral de dagjesmensen die in korte broek met trein of auto een halve dag door de stad trekken, een ijsje of een hamburger scorend, en daarna weer naar huis gaand. Ik begrijp het, het is niet een beeld dat je van een stad met allure verwacht, en voor mij hoeven de rondwandelende ontblote bovenlijven met tattoos ook niet. Alleen, welke principes moet je hanteren? In feite mikken veel steden en regio’s, en zeker Maastricht en het Heuvelland, op ‘de betere bezoeker’ die minstens een paar dagen wil blijven en ook niet te beroerd is wat uit te geven aan bijvoorbeeld de Limburgse gastronomie en cultuur. Een goed streven. Maar je kunt Jan met de pet en de kleine beurs de toegang niet verbieden.

Ik ken Maastrichtaren in goeden doen die klagen over teveel toeristen in de stad, maar die zelf wel een keer of zes per jaar voor een korte of lange vakantie naar het buitenland vertrekken. Ze zullen zich wellicht niet afvragen of de bewoners daarginds op hen zitten te wachten, in korte of lange broek.

Een ingewikkelde discussie dus. Over duurzaamheid bijvoorbeeld, een steeds belangrijker thema. Toch lijkt het er niet op dat mensen links van het politieke spectrum bijvoorbeeld minder het vliegtuig of de auto gebruiken om met vakantie te gaan dan mensen rechts daarvan. Net zoals tegenstanders van het vliegveld in Beek niet te beroerd zijn om vanaf Eindhoven of Charleroi hun volgende vlucht naar de zon te nemen. 

Praten over principes is nog iets anders dan deze op je eigen levensstijl toe te passen. Zelf ben ik eigenlijk liever reiziger dan toerist. Dat wil zeggen dat ik graag beroepshalve onderweg ben. Dat ben je wat meer doelgericht, leer je een stad of land vaak op een andere manier kennen, mede doordat je voor je opdracht contacten hebt met de locals. Maar dat wil niet zeggen dat ik meer recht heb op reizen dan ‘dé toerist’. En ik stap voor mijn reizen geregeld in het vliegtuig of auto, hetgeen mijn ‘footprint’ op de aardbol er niet beter op maakt.  

Wereldwijd zal de discussie over de effecten van toerisme de komende tijd verder oplaaien. Wezenlijke thema’s daarbij zijn duurzaamheid, maatschappelijke verhoudingen en kwaliteit, die nopen tot het nemen van intelligente maatregelen, ter bescherming van het leefklimaat, de natuur en het cultureel erfgoed. Je mag bijvoorbeeld van toeristen gaan verlangen dat ze zich houden aan bepaalde regels, omdat een stad nog iets anders is dan een pretpark. Ook in je aanbod kun je als stad of regio zowel aanmoedigen als ontmoedigen. Dat is een betere oplossing van een complex onderwerp, dan het gooien van rookbommen of het kapot steken van fietsenbanden.

 

Jo Cortenraedt

Deel dit artikel:
Meer artikelen over:
Geen categorie

Gerelateerd nieuws