Social media en Ebru Umar
De uitvinding van social media heeft aardig wat gevolgen voor het maatschappelijk gedrag in de wereld en de onderlinge communicatie. Ik heb de indruk dat mensen meer via Facebook, Twitter, Instagram en zo verder communiceren, dan rechtstreeks met elkaar.
Ik ben nog altijd een voorstander van ‘live-gesprekken’ en probeer mijn berichten op social media zakelijk te houden, in functie van mijn beroep. Wat me dan opvalt dat is dat de reacties in het algemeen positief zijn, maar dat je ook echte zeveraars erbij hebt die je volgen maar altijd negatief reageren. Niet inhoudelijk, maar gewoon om iets te emmeren. Toen ik van de week een filmpje liet zien van iemand die een lintje kreeg, kwam er een reactie van een man die vond dat op die manier wel iedereen een lintje kon krijgen. Zonder dat de man in kwestie waarschijnlijk enig idee had waarom de persoon dat lintje had gekregen.
Soms is zo’n negativisme ook wel komisch. Zo kreeg ik kort achter elkaar van de ene persoon het verwijt dat ik wel kon schrijven, maar er op televisie niks van bakte. En de ander meldde juist dat ik op televisie goed voor de dag kwam, maar dat mijn pennenvruchten niet te pruimen waren. Nou, die hielden elkaar dus mooi in balans.
Verbazend vond ik de afgelopen dagen de bagger die vanuit de hoek van Turkse Nederlanders werd uitgestort over de Turks-Nederlandse journaliste Ebru Umar, die in Turkije vastzit omdat ze president Erdogan met een paar tweets beledigd zou hebben. Nu zou ik in het geval van Ebru wat minder vaak het woord ‘geitenneuker’ gebruiken en misschien ook proberen iets meer tactisch te opereren. Van de andere kant kan ze wel schrijven, beheerst ze de Nederlandse taal goed en is het haar goed recht om kritisch te schrijven, ook over Turkije. Daarvoor hoor je niet in de gevangenis te komen.
Maar blijkbaar zijn nogal wat Turkse Nederlanders dat niet gewend, voelen ze zich snel beledigd, hebben ze een kort lontje en uiten dat in extreme taal op social media met teksten als ‘hoer’ en ‘hopelijk sluiten ze je hele leven op’. Dan wordt het wel erg enggeestig allemaal.
Nu ken ik toevallig veel Nederlanders van Turkse afkomst, die dus hier wonen. Ze zijn in grote lijnen onder te verdelen in de lijn Atatürk, die stond voor secularisme en het terugdringen van religie (islam in dit geval) in het openbare leven. Godsdienst, dat is iets voor mensen privé, thuis, dat mag niet van invloed zijn op het maatschappelijk leven, zo vond hij. Hij moderniseerde op die manier Turkije en veel inwoners van een stad als Istanbul staan nog altijd op dit standpunt.
Maar in Nederland is de lijn-Erdogan sterker vertegenwoordigd, heb ik het idee. Die zijn het met de president van Turkije eens dat de islam een veel grotere invloed op de maatschappij en het dagelijks leven moet hebben. Dat zijn dus de aanhangers van de meer conservatieve stroming.
Wat bijzonder is, dat is dat met name die tweede groep in feite een parallelle samenleving in Nederland (en ook in landen als Duitsland en België) heeft opgebouwd. Ze wonen hier wel, gaan hier naar school en werken er), maar hun blik is helemaal op Turkije gericht. Ze kijken naar de Turkse televisie, hun sociale leven houden ze onder Turken, ze gaan naar de Turkse moskee, theehuis, bakker en slager, alles is Turks. Ze weten nauwelijks wat er speelt in Nederland. Ze bekijken de Nederlanders een beetje met argusogen.
Laatst was ik op een Turkse bruiloft. Meer dan duizend gasten waren er. Jawel, dat is gebruikelijk. De meesten waren prachtig gekleed. Zeker de bruid en de familie. De dames alleszins vrouwelijk gekleed, menigeen met een fraai uitgesneden décolleté, naast ook een aantal meer ingetogen geklede dames met hoofddoekjes. Het eten was uiteraard Turks met veel groenten en rijst. De muziek ook Turks, dat klinkt op zo’n bruiloft heel feestelijk en werd veel gedanst.
De uitnodiging was overigens enkel in het Turks opgesteld, ook al waren er ook wat Nederlandse gasten. Ook hier een parallelle samenleving, maar dan binnen de eigen cultuur. Van tevoren was ons gezegd dat er geen alcohol werd geschonken, omdat dit een traditionele bruiloft betrof en de ouders van de bruidegom nogal religieus waren. Maar gelijkertijd werd een week vooraf al gevraagd wat we wilden drinken, met de nadruk op alcohol. Dat ging dan als volgt: een aantal mannelijke ‘Turkse’ gasten laadde de kofferbak van de auto vol met diverse dranken. En de gasten gingen dan naar buiten om te ’tanken’. Daar werd niet eens stiekem over gedaan. Maar op die manier kon voor de bühne worden gezegd dat het principe van een niet-alcoholische bruiloft overeind bleef, want binnen werd er geen alcohol geschonken. Iedereen, inclusief Allah, tevreden.
Dat is hetzelfde systeem zoals in Teheran, zo hoorde ik laatst van een ervaringsdeskundige. Sinds de islamitische revolutie is alcohol daar verboden. Maar je kunt er geweldig feesten. Meestal in villa’s waar de locale religieuze politie wordt afgekocht, dan vallen ze je de rest van de avond niet meer lastig en kan de party beginnen.
De belangrijkste vraag die ik me nog stel, en waar ik voorlopig geen antwoord op heb: zou ik, als ik een Turkse Nederlander zou zijn (en qua taal, cultuur, geloof, sociale omgangsvormen en keuken volledig gericht zou zijn op mijn ‘moederland’), ook zo weinig ophebben met de Nederlandse manier van leven? Dat zou dus kunnen. Maar wat zou me dan nog tegenhouden om naar Turkije te gaan om daar te wonen? Want dan zou ik mijn ideaal bereikt hebben en zou ik het land ervaren als een paradijs op aarde.
En als eerste voordeel zou ik al meteen meepikken dat het daar in april niet sneeuwt.
Jo Cortenraedt