Pantoffelheld
Mijn buurman is een vervelende man. Ongevraagd krijg ik steeds zijn ongezouten mening voorgeschoteld. Het rotte is dat ik zijn onzin mee naar huis neem. Zijn quatsch gaat als een storende jeuk in mijn systeem zitten. Die man produceert waarheden die zich als oorwormen nestelen in mijn brein als een liedje van Koos Alberts of Vader Abraham. En dat alles in een fractie van een seconde. Telkens als ik hem zie aanlopen met zijn hondje probeer ik weg te duiken. Maar dat lukt niet altijd. Aan zijn waarheid valt niet te ontkomen.
Vorige week wist hij me fijntjes te vertellen dat ook de koning gewoon naar de wc gaat. Niet dat ik daar ooit aan getwijfeld heb, maar ik wil er niet aan denken. De banaliteiten van het lichaam kunnen me sowieso gestolen worden, laat staan die van de sterren van het witte doek of van mijn literaire en muzikale helden. In mijn romantische universum kan ik een toilet missen als kiespijn. Op een rondreis in India is dat een heel ander verhaal.
Enfin. Mijn buurman grossiert in meningen die hij als waarheid verkoopt. Het frustrerende is dat ik nooit een weerwoord paraat heb als ik weer eens blootgesteld wordt aan zijn alwetendheid op de stoep. Hij zag me ooit met een boek thuiskomen over een door mij bewonderde actrice en ook toen haalde hij meteen weer zijn wc van stal. Of ik me wel realiseerde dat mijn heldin ook maar een ‘gewoon mens’ was? Daar stond ik dan met mijn muze.
Wat mijn buurman met de wereldsterren deelt, is zijn toiletgebruik, de hoge nood. En precies daar houdt elke vergelijking met de groten der aarde op. Ik geloof dat de mens zichzelf niet overstijgt in het kleinste kamertje, maar in de grootsheid van zijn of haar werk. Alleen in ons werk zijn we echt mens. In de vruchten van onze werkzaamheden kunnen we ons onderscheiden. In mijn beleving is het juist daarom zo belangrijk om het werk van de mens te bewonderen en helden te koesteren, zeker in deze tijd. Bewondering of misschien zelfs aanbidding heeft niets uit te staan met het ontkennen van iemands menselijkheid, maar is een vorm van erkenning van iets dat machtiger is dan jezelf. In zijn werk is de kunstenaar altijd groter dan in zijn mens-zijn. Dat geldt evenzeer voor de timmerman, loodgieter of zelfs accountant. De muzikant kan genialiteit tentoonspreiden in een symfonie, maar privé misschien onuitstaanbaar zijn. Mens en werk zijn twee verschillende zaken. In het werk is de mens tot genialiteit in staat. Als mens moet hij zo nu en dan onder de douche, naar bed en naar het toilet. Daar blijft een echte held van verstoken.
In de badkamer wordt in de regel geen geschiedenis geschreven. Het ergert me soms dat ik mijn buurman nooit eens passend van repliek kan dienen. Als ik wel eens voorzichtig een poging onderneem hem van zijn groteske ongelijk te overtuigen, haalt hij steevast zijn verleden als amateurbokser van stal of zijn jaartje verveling tijdens de militaire dienst. Aan zijn neus te oordelen moet hij een middelmatige pugilist geweest zijn met een beroerde dekking, maar dit terzijde. Wie van het heden geen snars begrijpt, grijpt graag terug naar zijn verleden. In het geval van mijn buurman lost hij verbaal alle problemen op met een vuistslag of een vuurpeloton. De man is agressief in zijn woordkeus, maar heeft thuis beslist niet de broek aan. Zijn vrouw is daar de baas. Hij is een pantoffelheld met een grote mond en een hond die bijt. Complexiteit bestaat niet in zijn bestaan. Hij is een man van oplossingen. Geen wereldproblemen, helden of bewondering. Maar ook geen compassie met de medemens en niemand die hem kan tegenspreken.
Ik krijg telkens de kous op de kop – ook geen heldendaad. Maar wat moet je in godsnaam zeggen tegen een man die blaft als een Duitse officier? Wat is het antwoord van de politiek op de populisten van onze tijd? U kunt er gif op innemen dat ik dit nummer van Chapeau in zijn brievenbus zal gooien. Waarbij ik me meteen afvraag waar hij dit blad gaat lezen.