“Liefde voor Carnaval”
Elke zondag publiceren we een gastblog onder de naam “De Stem van het Zuiden”. We starten deze week met Joyce Spijker. Heb je zelf ook een leuke blog? Bekijk dan deze pagina en stuur jouw artikel op naar marketing@chapeaumagazine.com!
LIEFDE VOOR CARNAVAL
Een paar weken voor het ultieme Limburgse volksfeest in alle hevigheid losbarst, worden bij ons thuis de messen geslepen. Ook dit jaar verzin ik listen, broed ik op scherpe argumentaties en maak ik lange lijsten met ‘tegens’. Dit jaar laat ik me niet verleiden, houd ik mezelf voor.
Waar in de meeste huishoudens de voorpret begint met het bestellen van kaarten voor zittingen, moeders op scholen bij elkaar komen om pakjes te naaien en verenigingen starten met de voorbereidingen van het nieuwe seizoen, begint mijn maag op te spelen. Ik ga onbewust op zoek naar weekendjes weg in februari of maart, raak hevig geïnspireerd door spa-resorts in de bergen of droom weg bij ongerepte stranden aan de andere kant van de wereld.
Dat vluchtgedrag helpt echter nauwelijks om te ontsnappen aan de realiteit. Zonder pardon word ik op de radio overstelpt met oude hits en vragen vrienden me via social media om te stemmen bij een van de vele liedjesconcoursen. Met het risico hen voor de eeuwigheid te kwetsen, negeer ik die verzoeken stoïcijns. Niet omdat ik ze niet wil helpen, verre van, maar simpelweg omdat ik weet dat de ‘Drie Doldwaze Dagen’ de relatieve harmonie in mijn huwelijk ruw zullen verstoren. Immers: zo’n veertig dagen voor Pasen staan wij thuis lijnrecht tegenover elkaar.
Waar hij luidkeels meeschreeuwt met ieder nummer, kan (en wil?) ik de teksten maar niet onthouden, waar hij zijn dagelijkse drijfveren wegdrinkt met verschaald bier, trek ik mijn neus op voor de met schmink besmeurde glazen en waar hij met volle teugen geniet van de gezelligheid, zie ik op tegen de massa’s mensen die spontaan elkaars beste vrienden zijn. U begrijpt: met Carnaval heeft onze liefde het zwaar.
Tot onze ontmoeting twaalf jaar geleden wachtte mij op Carnavalszondag de verlossing. In de vroege ochtend vertrok ik samen met mijn ouders (tot grote opluchting van mijn vader en klein verdriet van mijn moeder) op wintersport. Vijf dagen genoot ik van wit krakende sneeuw onder mijn ski’s, ongerepte pistes en avonden bij de kachel met een goed boek. Mijn man bracht daar met aanstekelijk enthousiasme verandering in. Dapper en verblind door jonge liefde vierde ik met hem mee en deed ik in al die jaren minstens tien mislukte pogingen om me te laten betoveren door de magie die hossende massa’s tot een eenheid smeedt.
Desondanks is er na jaren van proberen slechts één conclusie mogelijk: mijn liefde voor ‘Vasteloavend’, die gaat er nooit komen. Dus probeer ik me er ieder jaar onderuit te kletsen en verzin ik nieuwe aanvalsmethoden of slinkse tactieken om dit Limburgse erfgoed te vermijden. Toch moet ik bekennen dat ik in de onderhandelingen het onderspit delf en me ook dit jaar – net als twaalf jaar geleden – opnieuw laat verleiden: niet vanwege de liefde voor Carnaval, maar vanwege de liefde voor mijn lief.
Joyce Spijker