Geen rommeltje maar een rammeltje
Joris van Poppel, de NOS-correspondent in Brussel, keek guitig van achter het stuur de camera in toen hij de grens met België overschreed en de historische woorden sprak: ‘Als je Nederland verlaat en je passeert de grens met België, dan zie je dat het er een rommeltje is.’ Of woorden van gelijke strekking. Ze pasten een beetje in de sfeer van de meeste Belgenmoppen die als rode draad hebben dat Nederland verreweg superieur is aan de zuiderburen.
Ik hou niet zo van Belgenmoppen, ze zijn doorgaans erg flauw. En de houding van Van Poppel vond ik ook weinig ter zake kundig. De aanleiding van de reportage was dat Vlaanderen besloten heeft om op termijn iets te doen aan die beruchte lintbebouwing door in de verre toekomst tegen te gaan dat er in ‘open gebieden’ nog gebouwd wordt. Daar is wat voor te zeggen, want door die lintbebouwing (allemaal huizen langs de doorgaande weg) raakt het ene dorp meer en meer het andere. Ze zullen nu meer achter de doorgaande weg gaan kijken, of er nog bouwplaatsen vrij zijn. In Wallonië doen ze dat trouwens al van oudsher, dus daar heb je meer ‘ronde’ dorpen.
Als het om bouwen gaat, dan is Nederland een land apart in de wereld. Dat zie je het beste als je er overheen vliegt. Reizigers uit het buitenland die door het vliegtuigraampje kijken, valt het meteen op. Allemaal die rechte straten, die herkavelde rechte stukken land- en tuinbouw, de kanalen en niet in het laatst de dorpen en wijken met per straat allemaal dezelfde huizen, al gauw honderd of meer.
Het ziet er doorgaans zeer opgeruimd uit, dus in die zin heeft Van Poppel gelijk dat het geen rommeltje is. Maar door alle strakke regelgeving en de niet te stuiten neiging om alles vanuit de overheid te bepalen, ziet Nederland er vanuit de lucht ook een beetje saai uit.
Niet voor niks dat we graag met vakantie gaan naar die ‘romantische’ streken in Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje. Dat komt niet alleen omdat het daar warmer is, maar ook omdat het daar minder straks georganiseerd is. Gelukkig maar. Niet honderd dezelfde huizen op een rijtje, niet alles recht-toe-recht-aan. Behalve dan in de urbanisatiegebieden in de toeristische gebieden, waar wel recht-toe-recht-aan wordt gebouwd. Maar dat zijn dan meteen ook niet meer die romantische streken.
Natuurlijk, in België kom je nog wel eens ongelukkige voorbeelden tegen van hoe het niet moet. In Luik bijvoorbeeld waar prachtige oude herenhuizen plotseling onderbroken worden door een nietszeggende betonkolos. Dan denk ik, die ontwikkelaar kende de wethouder blijkbaar goed.
Zeker in Wallonië kom je ook nog wel huizen tegen die meer op een krot lijken. En in Vlaanderen hebben sommige huiseigenaren voor het bouwen blijkbaar eerst een excursie naar de Efteling gemaakt, waardoor de fantasie ietwat ontspoord is.
Ik heb woonervaringen in Nederland én België en wat ik in het laatste land waardeer, dat is dat er veel meer mogelijkheden zijn om zélf te bouwen. In Nederland is dat haast onmogelijk of onbetaalbaar.
In België is het nog gebruikelijk dat je zelf op zoek gaat naar een mooi stukje grond en dat je met een architect aan de slag gaat om je eigen ‘dromen’ te realiseren, afhankelijk van het budget natuurlijk. Dat is een mooi proces en het is ook iets heel individueels. In Nederland wordt dat ontmoedigd. En Van Poppel noemt het zelfs een rommeltje omdat in België niet alle huizen in een straat hetzelfde zijn. Gelukkig maar. Bestond die vrijheid ook maar in Nederland, dan zou het er veel gevarieerder uit zien.
Een voorbeeld: Als ik op kantoor uit het raam kijk, dan tuur ik over de Maas naar de overkant, naar Wyck. Een prachtig uitzicht, zo vindt iedere bezoeker. En waar ligt dat aan? Juist, aan de overkant staan allemaal verschillende panden, stuk voor stuk individueel gebouwd, ik vermoed vooral in de 19e en 20e eeuw en nog daarvoor. Niet één is hetzelfde. Maar toch vormen die huizen een harmonie, terwijl ze anderzijds voor voldoende variatie zorgen. Maar als je dan meer zuidwaarts kijkt, voorbij restaurant Beluga, dan zie je de lang aaneengeschakelde appartementen van de Zwitserse architect Snozzi. Daar is niks mis mee, maar het zijn wel 130 nagenoeg dezelfde appartementen. Weg met de variatie die je ziet tussen de St. Servaasbrug en de Hoge Brug. Ongetwijfeld zullen de welstandscommissies, bestuurders en stadsplanners van deze wereld vinden dat dit zo hoort en helemaal van deze tijd is.
Maar de realiteit is dat juist die historische straten, mét die variatie, de meeste mensen trekken. In Maastricht, in Amsterdam, in Parijs, in Rome. Historie kun en moet je niet nabouwen. Maar individualiteit moet je koesteren, ook bij het bouwen.
België een rommeltje? Nee hoor, eerder een rammeltje. Want van de wegen bakken ze niks. Maar die zijn dan ook niet individueel gebouwd.
Jo Cortenraedt