De tuin in ipv de winkel
Doei winter, hallo tuin
Bij ons in het dorp wordt dit weekeinde – bij duisternis – de jaarlijkse lampionnentocht gehouden. De deelnemers lopen door het dorp en langs de velden en hebben overal kaarslichten geplaatst. Zelf dragen ze ook lichten bij. Geen zaklampen maar echte lampionnen.
De gedachte is om in het laatste weekeinde van februari afscheid te nemen van de winter. De meegedragen lichten vormen het symbool van de langere dagen, van de komst van de lente.
Ik vind dat een mooi gebruik, het ziet er feeëriek uit. En dichtbij de natuur, dat kan ook geen kwaad. Ik ben een man van de seizoenen, maar met de winter heb ik toch het minst, al hoort ie er wel bij. Zeker nu we een zonnig weekeinde beleven, lokt de tuin me naar buiten. De bloeiende krokussen en narcissen zijn de eerste van een lange reeks aan bloeiende pracht de we tot pakweg november mogen beleven.
Gelukkig kan ik er nog altijd van genieten. Alsook van de frisse lucht, de aankomende lente. Die is er nog niet helemaal, maar stiekem zijn de eerste voortekenen merkbaar.
Dus dit weekeinde probeer ik zoveel mogelijk buiten te zijn, ook al omdat ik toevallig – voordat het grote werk op kunstbeurs TEFAF begint – geen vol geplande zaterdag en zondag heb met recepties, openingen, exposities en andere activiteiten. Gewoon even niks, rust, fluitende vogels, spelende kinderen.
Nou had ik natuurlijk ook kunnen gaan winkelen in de stad. Immers, de terrassen zullen daar al vol zitten, gezellig druk, een ontwakende samenleving. Was trouwens ook wel nodig, want ik hoor dat de middenstanders klagen dat ze in januari en februari geen hond gezien hebben. De kooplust gaat tegenwoordig met vlagen. Voor de feestdagen kun je over de hoofden lopen, daarna blijft iedereen thuis. En nu carnaval voorbij is en de lente zich aankondigt, gaan we massaal naar buiten en verdringen elkaar in de winkelstraten. De mens heeft wel iets van een kip. Als één kip – en zeker de haan – een bepaalde kant uitloopt in de tuin, dan lopen de anderen er achteraan.
Over de winkelstraten gesproken, ik ben benieuwd hoe het er over een paar jaar uitziet in onze Limburgse steden. Nu de ene na de andere winkelketen omvalt en er sowieso her en der al aardig wat winkelpanden leeglagen, krijg je een wat rare situatie in de stadscentra. Komt het allemaal door internet, dat we zoveel mogelijk online bestellen? Ik vroeg het deze week aan iemand die in de branche zit en heel succesvol is, ook in deze tijden. „Nee, dat online valt wel mee, dat moet je als winkelier er gewoon bij hebben. Maar we hebben gewoon tien keer zoveel winkels in Nederland dan op grond van het aantal inwoners nodig is. Dus krijg je nu een natuurlijke sanering. Elke gemeente en projectontwikkelaar wilde maar uitbreiden, zonder zich af te vragen of er wel publiek voor was.”
Dan staat ons nog wat te wachten. Maar al doordenkend kan ik de man geen ongelijk geven. Alleen al in Limburg heeft zowat elke stad de ambitie gekregen om een ‘bovenregionale winkelstad’ te worden. Dat betekent dat je dan dus ook potentiële consumenten uit andere steden lokt. Maar ja, dat wordt natuurlijk een veldslag waarbij niet iedereen winnaar kan zijn. In Nederlands Limburg tekent zich dat al af. Maastricht en Roermond blijven tamelijk overeind, hoewel ook daar al aardig wat affiches ‘te huur’ verschijnen. Voor de andere steden wordt het erg lastig.
In diverse steden zijn er nieuwe winkelgebieden bijgebouwd, terwijl de bestaande winkelstraten al steeds meer leegstand gingen vertonen. Ik ben geen stadsontwikkelaar maar als het aantal bewoners niet echt groeit, of soms eerder afneemt, dan heeft het weinig zin om het winkelaanbod te verdubbelen. Als een nieuw winkelcentrum al slaagt, dan wordt het oude winkelgebied leeggezogen. Uiteindelijk verschuif je het probleem alleen maar.
Ik ben redelijk pessimistisch wat dat betreft voor de komende jaren. De verwachting is dat nog meer ketens de deuren moeten gaan sluiten. Hier en daar schijnen de schulden zo hoog te zijn, dat een gezonde bedrijfsvoering voor de nabije toekomst uitgesloten lijkt.
Maar het glas kan ook half vol zijn, in die zin dat we weliswaar veel minder ketens krijgen, maar dat er weer meer ruimte komt voor speciaalzaken, op alle gebieden. Ik ben zelf niet zo’n shopper, met een zaterdagmiddag door de Grote Staat of de Kalverstraat doe je mij geen plezier. Maar ik vind het wel leuk om naar die mooie zaak met lederwaren te gaan, die bijzondere kaasboer, de biologische slager, de delicatessenzaak enzovoorts. Vooral als ik de indruk heb dat de eigenaar of het bedienend personeel verstand van zaken heeft en vriendelijk is. Dan geldt de kwaliteit en de menselijke maat.
Dat zou ik dan ’s morgens doen en ’s middag gauw de tuin in.