De synagoge, de carnavalszitting en de Limburgse avond in Amsterdam
De week was behoorlijk gevarieerd en in feite dus de moeite waard. Hoewel een wandeling afgelopen zondag niet gek zou zijn geweest, zeker als we de Ardennen hadden gekozen met zoveel sneeuw bij een strak blauwe hemel. Maar de plicht riep en dus was ik – voor het eerst – in de Joodse synagoge in Maastricht voor de installatie van een nieuwe rabbijn, of te wel de geestelijke van deze religieuze instelling.
Dat was een aparte ervaring. De mannen werden geacht een hoofddeksel te dragen. Een keppeltje heb ik thuis niet, maar er bleek in de kast wel nog een zowaar mooie zwarte hoed te liggen die ik in jongere jaren had aangeschaft maar slechts zelden had gedragen. Ik moest het stof er enigszins van af kloppen, maar op zich was die nog goed in model.
Er waren meer mannen met een zwarte hoed, de anderen droegen een keppeltje, zoals Frans Timmermans die er een mooie toespraak hield. De eerste vice-voorzitter van de Europese Commissie heeft tegenwoordig een hele delegatie bij zich, althans toch altijd enkele medewerkers die hem begeleiden. Hij vliegt van hot naar haar en moest zich ook nu weer haasten naar het vliegveld.
De mannen zaten links, de vrouwen rechts. Die hoefden geen hoofddeksel te dragen. Wel scheen het dat sommige dames een pruik droegen, wat dan weer een oude traditie is in dit geloof, althans tijdens een dienst. Wat me opviel was de ontspannen sfeer. Er werd prachtige muziek gespeeld op viool en piano, melancholisch en meeslepend. En velen klapten mee op de maten van deze muziek. De opperrabbijn uit Amsterdam maakte tijdens zijn toespraak af en toe een kwinkslag en het ging er allemaal gemoedelijk aan toe. Dat staat me wel aan. Religie is vaak al zo zwaar, het mag best een tikkeltje lichter, zeker als je hoopt een jongere generatie nog mee te krijgen.
Twee dagen later was ik in Sint Geertruid waar ik tijdens een bijzondere zitting van de plaatselijke carnavalsvereniging een heuse medaille kreeg uitgereikt en meer nog, het eerste exemplaar van hun glossy die ze hadden gemaakt ter ere van hun jubileum, 6 x 11 jaar. En ik zou dan de godfather van de glossy moeten zijn, vandaar. Nu denk ik bij de titel godfather eerder aan maffia-achtige toestanden en ik permitteer me te melden dat ik me in die wereld niet helemaal thuisvoel.
Niettemin, de medaille heb ik mee naar huis genomen, je weet nooit waar je de raad van elf van Sint Geertruid nog voor nodig hebt.
In Amsterdam, meer bepaald in de Stadsschouwburg, trof ik weer twee dagen later een heel andere sfeer aan. Die liep vol voor de manifestatie ‘Het geluk van Limburg – het gelijk van Limburg’, georganiseerd door Marcia Luyten en Petra Stienen. Twee Limburgse dames die in de landelijke media werken en daarvoor naar de Randstad zijn verhuisd. Maar die de eigenwijze Amsterdammers eens even de kwaliteiten van Limburg wilden tonen. Een sympathiek idee, dat prima werd uitgevoerd met onder meer Theo Bovens, Connie Palmen, Twan Huys and many many more.
Natuurlijk, meer dan de helft van de schouwburg zat vol met mensen uit Limburg of Limburgers die nu in ’s lands hoofdstad wonen. Die laatste groep, dat moeten er duizenden zijn. Ooit woonde ik er ook en op zich heb ik er veel van opgestoken. Een deel van de verlegenheid waar je in Limburg mee bent opgegroeid, kun je daar van je afgooien, al ben ik blij dat ik nooit tot de brutale apen ben gaan behoren, die daar de straten ruimschoots bevolken.
Ik hoorde een Amsterdammer bij de garderobe zeggen: ‘we gaan eens kijken wat die gekke Limburgers ons gaan brengen, als het te gortig wordt, ben ik weg.’ De goede man zag er uit zoals dat in Amsterdam usance is, tamelijk onverzorgd.
Nee, dan liever de opmerking die ik van een andere Amsterdammer hoorde: ‘in Limburg lijkt alles mooier. De natuur, het weer en de vrouwen’.
Zou dat de reden zijn geweest, dat ik zelf terug naar het zuiden ben gekomen?
Jo Cortenraedt