Geen categorie

Aap, noot, mis, mocro

Auteur: Sander Kleikers

En ineens spreek ik op de L1-redactie over een ‘Mocro-oorlog’. Alsof ik in mijn hele leven nooit anders heb gedaan. Aap, noot, mies, mocro… Zo hebben we het geleerd, toch? 

Mocro-oorlog dus, ik heb de term deze week ontelbaar keren gehoord na de Hollywood Wild West taferelen in Roosteren. Een gekaapte helikopter en een doodgeschoten voortvluchtige. Een ware thriller. En dat alles om een baas in het Amsterdamse criminele milieu te laten ontsnappen uit de gevangenis van Roermond.

Herstel, een leider uit de Amsterdamse Mocro-oorlog dus. Een bende-oorlog met hoofdzakelijk Marokkaanse verdachten.

Nu begrijp ik die nuance best. Als we praten over maffia willen we wellicht weten waar die verdachten vandaan komen. Gaat het om de Italiaanse, de Russische of misschien wel Chinese maffia? Heldere begrippen. Maar op de één of andere manier wordt de Marokkaanse maffia aangeduid als Mocro-maffia.  Van insiders begrijp ik inmiddels dat dit in hun eigen circuit als een soort geuzennaam wordt gebruikt.

Prima hoor, iedereen heeft recht op eigen naamvoering.  Maar inmiddels neemt het gros van de journalistiek die geuzennaam (of is het straattaal?) over.

De Mocro-oorlog dus. Het begon allemaal in 2012. Of eigenlijk daarvoor al, met een criminele bende in de Amsterdamse onderwereld, waar voornamelijk Marokkaanse en Antilliaanse mannen bij betrokken waren. Die groep viel uit elkaar in 2012, door een ruzie om 200 kilo cocaïne, die verdween uit de haven van Antwerpen. Er ontstonden twee groepen: eentje van Gwenette Martha, die de deal leidde. Bij de andere stonden Houssine A. en Benaouf A. aan het roer. Sindsdien zijn over en weer meer dan twintig liquidaties gepleegd. 

Zware jongens, dat is me wel duidelijk geworden.  Maar kunnen we die mannen niet simpel aanduiden. Marokkaanse of Antilliaanse maffia? Zodat we meteen weten over wie we het hebben. Op de redactie bleek ik een eenling. “Het allitereert toch ook lekker, Mocro-oorloog”, zei een goeie collega grappend tegen me. Helemaal waar. 

En toch merk ik iedere keer enige gene, bij het uitspreken van de in mijn ogen ‘straattaal’. Ik ben niet bepaald het type van de straattaal, laat staan de Amsterdamse. Is dit dan het moment waarop ik keihard word geconfronteerd met een generatiekloofje? Te jong om het Wilhelmus-voorstel van Buma te steunen (en te begrijpen). Te oud om de straattaal te bezigen.

En omdat ik me aan dat laatste echt nooit over zal geven, ben ik nu driftig in de leer met het online woordenboek ‘Amsterdamse straattaal’.

Ik wil namelijk niet door het leven gaan als een sappiemang, dus zeg ik Facka! Ik ben weliswaar een doodnormale tatta, maar wholla: ik zal keihard ham gaan om deze straattaal aight te tapen

Heeft de Veldeke-kring al een Limburgse variant in de maak? Voor het geval de Limbo-maffia binnenkort jans los jeet?

Deel dit artikel:
Meer artikelen over:
Geen categorie

Gerelateerd nieuws