20 jaar geleden, de wereld zonder appjes
Nu we in deze editie* stilstaan bij de start van Chapeau in mei 1997, probeer ik me voor de geest te halen hoe het leven veranderd is. Wat de grote vraagstukken des levens betreft niet zo gek veel. De wereldvrede was toen niet nabij en nu ook nog niet. De liefde, leven en dood, gezondheid, werk en inkomen, alledaagse zorgen, mooie momenten, het zijn thema’s die toen en nu speelden.
In praktische zin is er wel het een en ander veranderd. We hadden destijds wel al mobiele telefoon en die modellen waren niet eens meer van die zware joekels van weleer. Ze werden vooral zakelijk gebruikt, het particuliere bezit ervan begon net pas op te komen.
De mobiele telefoon was vooral nog een telefoon. Nu is het een minicomputer en dat heeft de wereld veranderd. In een restaurant zag je toen nog de meeste mensen met elkaar praten. Verliefde stellen, families, vrienden en vriendinnen, en zakenlieden. Aan een enkele tafel bleef het stil, dan vroeg je je af hoe lang dat koppel het nog met elkaar zou uithouden.
Nu zie je in de restaurants dat pakweg aan de helft van de tafels een heel andere communicatie plaatsvindt. Niet of nauwelijks meer met elkaar, maar wel met ‘de wereld’. En dat allemaal via ‘WhatsApp’. Soms zitten vier mensen aan één tafel elk afzonderlijk met de buitenwereld te communiceren. Onderling hebben ze nagenoeg geen contact meer. Zelfs als het eten komt, blijven ze door ‘ouwehoeren’ via dat apparaat. Ze letten niet eens op wat ze te eten krijgen en de bediening praat tegen een muur. Ik word daar eerlijk gezegd een beetje kriegelig van.
Laatst zat ik met een goede kennis aan een tafel met meerdere, alleszins aardige mensen. De persoon die ik geïntroduceerd had, praatte aangenaam mee, totdat ie ineens een ingeving kreeg om zich uit het gesprek terug te trekken en over te schakelen WhatsApp. Dat duurde wel een kwartier. Ik kreeg het op mijn heupen. Via allerlei gelaatsmimiek probeerde ik deze persoon duidelijk te maken dat dit buitengewoon hinderlijk en niet sociaal was. Maar ik kreeg geen contact want de volledige aandacht was gericht op dat schermpje. Aantikken met de punt van mijn schoen was ook geen optie, daarvoor was de tafel te groot en mijn benen te kort.
Uiteindelijk vond ik de oplossing, door zelf een rechtstreeks ‘appje’ te sturen met het dringende verzoek meteen op te houden met deze onprettige praktijk. Dat hielp gelukkig, plots werd ie wakker. Mea culpa.
Maar die invloed heb ik uiteraard lang niet op iedereen. Met name bij een aantal jongelui wil ik niet ‘old fashioned’ overkomen, maar wel aangeven dat je niet de hele dag op dat ding kunt zitten. Ik krijg vooral het heen en weer, als iemand met mij aan het praten is, maar gelijkertijd ook de communicatie met WhatsApp openhoudt. Dan beëindig ik demonstratief het gesprek, soms midden in een zin, om aan te geven dat dit zeer onaangenaam is. Soms heeft het effect, maar soms zijn deze gasten al zover verslaafd aan het apparaat, dat ook dat niet meer helpt.
Ik ben blij met de uitvinding van de mobiele telefoon als praktisch communicatiemiddel. Maar niet blij met de bijwerkingen. Als mensen teveel gericht zijn op die schermpjes, dan verliezen ze het oog op de buitenwereld. In dat kader ging mij een recent krantenbericht aan het hart. Jongeren kopen nauwelijks nog bloemen of planten. Zelfs niet voor hun geliefde. Ze sturen wel allerlei appjes met vrolijke afbeeldingen, ja, ook van bloemen. Wat een armoede. Hier komt mijn romantisch hart naar boven. De meest hippe afbeeldingen op de telefoon kunnen toch niet op tegen een grote bus verse geurende rozen?
Het is sowieso treurig gesteld met de liefde voor bloemen. Steeds meer tuinen zie ik veranderen in een samenspel van kiezel en tegels, met dan hooguit nog een paar buxus-struikjes. Of een strakke groene grasmat, met verder helemaal niks. Moet iedereen natuurlijk zelf weten, maar wat een kale boel.
Bloemen zijn naar mijn idee wel degelijk sexy en hip. Ooit werd ik door een trendy stadsmagazine gevraagd was ik de lekkerste geur vond. Zij verwachtten natuurlijk de naam van een of ander duur flesje van een beroemd merk. Maar nee, ik antwoordde: ‘de geur van een weiland in de lente vol met wilde bloemen’. Van bepaald niet-onbevallige dames kreeg ik toen complimenten voor het in hun ogen avontuurlijke antwoord.
Ik zal wel voor een ‘romantic fool’ versleten worden door menigeen. Maar ik probeer degenen die mij lief zijn nog altijd te leiden langs de oude Engelse rozen, de Gouden en Blauwe Regen, de welriekende kampoelie, de zachtpaarse lavendel, de Franse tulpen en de Gebroken Hartjes (voor de niet-kenners een vaste plant met heuse roze hartjes).
Er gaat niets boven echt, ook in 2017.
Jo Cortenraedt
* Jo Cortenraedt refereert hier naar editie 3 2017