Streetfood aan een tafeltje en verse vis in rauw Catanië
Het afgelopen voorjaar was ik sinds lange tijd weer eens een paar dagen in Catanië. Deze stad aan de oostkust van Sicilië, op nagenoeg gelijke afstand van het fascinerende Syracuse in het zuiden en het oogverblindende Toarmina zo’n 60 kilometer noordwaarts, is niet bepaald een verblijfplaats voor mensen die alles tot in de puntjes verzorgd willen hebben. De op een na grootste stad van het eiland staat bekend om haar rauwheid. De sociale ongelijkheid die je op elke straathoek tegenkomt oogt erg on-Europees, maar goed eten en drinken kun je er op vele plekken.
Zo’n twaalf jaar geleden bezocht ik Catanië voor het eerst. Van die allereerste kennismaking zijn mij vooral de oneindig lange rijen grauwe wooncomplexen bijgebleven. Deprimerende omgevingen met veel asfalt, nauwelijks groen en nagenoeg geen mens op straat. Gezellige terrasjes waren in geen velden of wegen te bekennen, hetgeen mij hooglijk verbaasde. Ik was immers op het stationnetje Taormina-Giardini Naxos in de boemel richting het zuiden gestapt in de vaste overtuiging dat ik terecht zou komen in een bruisende omgeving.
Al snel realiseerde ik me dat ik volstrekt de verkeerde kant op was opgelopen. Met behulp van een plattegrondje – een iPhone met navigatie was in die dagen nog geen gemeengoed – spoedde ik me terug richting de kust, om daar via een opvallende gestreepte barokke triomfboog alsnog in het monumentale deel van de stad terecht te komen.
Jammer genoeg waren de vele visverkopers op de dagelijkse Mercato del Pesce al vrij ver met het opruimen van hun waar. Wat overbleef was een kenmerkende vislucht en natte straten die – zo werd met pas later duidelijk – allerminst een goed beeld gaven van de bijzondere sfeer die je er ’s ochtends en aan het begin van de middag aantreft.
Bij mijn bezoek in maart was de vismarkt dan ook een van de eerste plaatsen die ik aandeed. Terwijl ik me een weg baande door de nauwe straatjes vol met kraampjes verse vis, ontdekte ik dat het verschijnsel ‘streetfood’ in Catanië nauwelijks is doorgedrongen. Terwijl ze in de Siciliaanse hoofdstad Palermo zo trots op zijn op hun streetfood dat ze vinden dat de plaatselijke gewoonte om op straat een snelle hap weg te werken zonder meer een plek verdient op de lijst van Immaterieel Erfgoed van UNESCO.
In de zes dagen dat ik dit voorjaar Catanië opnieuw heb leren kennen, heb ik nauwelijks iemand op straat van een papiertje zien smikkelen, terwijl ik er juist speciaal op was gaan letten. Zegge en schrijve ben ik één zaakje tegengekomen dat blijkens de vermelding op de gevel ‘streetfood’ leek te verkopen, maar in werkelijkheid niet meer was dan een hamburgertent waar ze ook arancini verkochten, de beroemde Siciliaanse ballen gevuld met rijst en vlees of vis.
Dat wil overigens niet zeggen dat er niet overal in Catanië ‘streetfood’ te krijgen is. Integendeel: het wemelt ervan. Zeker in de directe omgeving van de Via Etnea – de statige hoofdstraat die het centrum van de stad doorklieft en een indrukwekkend uitzicht biedt op de vulkaan de Etna – barst het van de barretjes en restaurantjes waar de dikwijls niet te versmaden mini-gerechtjes in overvloed verkrijgbaar zijn. Het leuke is dat je ze rond lunchtijd – of tijdens de dik twee uur dat veel Italianen het leven vieren met een aperitief – zo ruwweg tussen zeven en negen uur ’s avonds dus – gratis krijgt aangeboden als je een glas wijn bestelt. Niet één of twee, maar een hele schaal vol. Heb je na een halfuurtje je glas wijn geleegd en is je maag gevuld met de attente geste ‘van het huis’, dan kan het zomaar zijn dat je op een volgend adresje wederom onthaald wordt als een vorst met lekkere trek.
Hoewel ik me realiseer dat deze vorm van gastvrijheid voor Catanië-bezoekers met een beperkt budget een buitenkansje is, zou ik iedereen willen aanraden om er mondjesmaat gebruik van te maken. Al was het maar omdat je anders heel veel mist. Met name rond de eerdergenoemde vismarkt zijn er tal van adresjes waar je voor een luttel bedrag heerlijk kunt eten, terwijl je voor een mooie fles Siciliaanse wijn meestal niet meer kwijt bent dan 15 à 20 euro. Een halve liter huiswijn in een karaf krijg je er zelfs voor een derde van dit bedrag.
Een topadresje is wat mij betreft Ristorante Sikulè, een uiterst sfeervolle zaak aan de rand van het Piazza del Duomo. Je luncht heerlijk op het grote, zonovergoten terras met een eersterangs uitzicht op een groot deel van de vismarkt, wat in alle opzichten sfeer verhogend werkt. Veel verser kunnen vis en zeevruchten niet zijn. Probeer vooral de verschillende voorgerechten op basis van rauwe vis. Maar eigenlijk is hier alles aan te raden. Met name ’s avonds is reserveren aan te bevelen, omdat dit restaurant ook erg in trek is bij de lokale bevolking.
Datzelfde geldt voor Fisheria, een restaurant dat zich midden op de vismarkt bevindt en zich ogenschijnlijk richt op toeristen, maar in de praktijk vol zit met hippe dertigers en veertigers uit de buurt die er de voorkeur aan geven om zittend aan een tafeltje van het Siciliaanse streetfood te genieten. Visklassiekers die je op het hele eiland tegenkomt, maar ook panini di mare, ruim belegde broodjes verse vis met alles erop en eraan voor een bescheiden prijs. Met een paar bordjes crudi di mare en een mooie fles wijn bouw je ook hier een geweldig feest.
Iets verder van het Piazza del Duomo, met je blik op de Etna gericht tien minuutjes lopen in een achterafstraatje aan de rechterhand, vind je Il Sale Art Café, een hippe tent waar bijna uitsluitend locals komen. Mooie gerechten, een prachtige wijnkaart met uitsluitend betaalbare Siciliaanse referenties. Ook de pizza’s mogen zijn. Wie had het ook alweer over streetfood?