Limburg hoeft zich niet langer te spiegelen aan Piemonte
Een jaar of vijftien geleden poogde ik een afspraak te maken met de deputé die op dat moment de Limburgse economie bestierde. Ik maakte voor de krant waar ik destijds werkte een serie verhalen over kleine Limburgse wijnmakers. Pioniers die hun wijnen veelal maakten in een schuurtje of een kille ruimte die nog het meest weg had van een washok.
Met behulp van eenvoudige apparatuur waar je tegenwoordig niet meer mee weg zou komen, produceerden ze wijnen die weliswaar niet konden tippen aan de wijnen uit de reguliere wijnlanden, maar die desondanks alleszins drinkbaar waren. Ik viel van de ene verbazing in de andere. Als wijnen van deze kwaliteit in Limburg gemaakt konden worden, hoe zou de toekomst er dan uitzien?
In een overkoepelend artikel wilde ik de balans opmaken. Alles wees erop dat Limburg tegen 2030 zou beschikken over hetzelfde klimaat als op dat moment de Bourgogne. Dat er op economisch gebied dus kansen lagen, leek me zo klaar als een suikerklont. Vandaar ook dat ik de mening van de gedeputeerde wilde peilen. Zag hij – net als ik en een aantal andere believers – mogelijkheden om Limburg op de kaart te zetten als wijnregio van de toekomst?
Ik kwam niet verder dan zijn voorlichter. Die benadrukte dat het geen onwil was, maar zette uiteen dat een gesprek over het door mij voorgestelde onderwerp nauwelijks zin zou hebben. ‘Wijn’ was namelijk niet iets was waar men zich bij de provincie mee bezighield, gaf de vriendelijke woordvoerder me te verstaan.
Enkele jaren later bleken de kaarten opeens heel anders geschud. Een Limburgse delegatie, inclusief gedeputeerde, reisde af naar de Italiaanse regio Piemonte om met eigen ogen te zien hoe deze streek zich profileerde als gastronomische topregio. Er werd gesproken met vertegenwoordigers van diverse overheden, maar ook met producenten van streekproducten. De ambities logen er plotseling niet meer om. Het plan was om Limburg op de kaart te zetten als het Piemonte van Noord-Europa. Met als belangrijkste troef: een potje onvervalste Limburgse stroop, dat naar de mening van de delegatieleden een streekproduct was, dat onverwijld Europese bescherming behoefde.
Wat er met alle rapportages over ‘Limburg Stroopland’ is gebeurd, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat ik de omschrijving ‘Piemonte van het Noorden’ als het op Limburg aankomt, al vele jaren niet meer heb gehoord. Wat ergens logisch is, want Limburg zoekt – en vindt – in toenemende mate zijn eigen weg als het gaat om het benutten van kansen op gastronomisch gebied. De provincie barst bijna uit haar voegen van de mooiste streekproducten. Uh, zei u toevallig ‘stroop’?
De afgelopen weken zat ik voor het eerst sinds dertig jaar weer eens op de fiets. Aanleiding daarvoor was een gids met vijf Limburgse wijnfietsroutes die Chapeau in samenwerking de provincie Limburg heeft geproduceerd. Samen met mijn onvolprezen collega Demy bezocht ik een flink aantal wijnmakers. We luisteren naar hun verhalen, namen kennis van hun bevlogenheid en proefden hun wijnen, die inmiddels gemakkelijk kunnen wedijveren met de voortbrengelen uit de klassieke wijnlanden. We constateerden beiden dat de snelheid er behoorlijk inzat, al was Demy – maar dat geheel terzijde – van mening dat ik best een beetje steviger op de trappers mocht gaan staan.
Dat het hard de goede kant op gaat met Limburg Wijnland, mag ook blijken uit het feit dat steeds meer restaurants met trots een serie Limburgse wijnen op de kaart zetten. Persoonlijk vind ik het een leuke ontwikkeling dat een toenemend aantal zaken ervoor kiest om – in samenspraak met een van de Limburgse wijnmakers – een ‘eigen’ wijn te laten assembleren, in een stijl die goed pas bij de stijl van koken van de chef. Vaak is het resultaat ronduit verrassend.
Onlangs proefde ik de Chardonnay Cherrywood die speciaal voor restaurant Het Gerecht in Roermond is geblend op Wijndomein Hoenshof in het Belgisch-Limburgse Borgloon. De wijn, met een licht oxidatieve toon die een beetje doet denken aan sherry, heeft gerijpt op kersenhout, wat maakt dat hij in de neus en in de mond vrij krachtig overkomt. Geen slobberwijn, maar een serieuze chardonnay, die schreeuwt om een gerecht dat in staat is tegenwicht te bieden tegen dit prettig stukje vineus geweld. Gastvrouw Ellis Huijnen heeft dat goed begrepen. Zij schenkt de wijn – die ik persoonlijk nog een aantal jaren zou laten liggen – onder meer bij de scholfilet met sherry beurre blanc en een puree van wortel met zoethout en wat venkel uit de keuken van haar partner Cederik Pieters.
De tijd gaat snel. Wie weet waar Limburg Wijnland over twintig jaar staat. Voorlopig wil ik het niet weten.