In het Limburgse heuvelland blijken echte truffels te groeien. André Leclerq van delicatessenzaak de Eyserhalte in Eys-Wittem heeft ze zelf gevonden met zijn Hongaarse truffelhond Gaya. Leclerq kon zijn ogen niet geloven, toen zijn hond de truffels uitgroef.
„Ik wist niet wat ik zag. De bekende ‘food-engineer’ Judith Evenaar heeft al eerder beweerd dat er in Limburg in het wild truffels moeten voorkomen. Maar het is zo opwindend dat ik ze nu voor het eerst ook echt ontdekt heb. Dat is de afgelopen weken gebeurd, op twee verschillende plekken in de natuur. Zelf had ik die nooit kunnen vinden, maar dankzij mijn gespecialiseerde hond die ik in Hongarije heb gekocht, is het gelukt.”
In die paar weken heeft Leclerq al een heel mandje van deze truffelsoort gevonden. „Het gaat om de herfsttruffel, de zogeheten Aestivum. Dat is weer een heel andere truffel als de zomertruffel en als de zwarte wintertruffel. Die laatste wordt vooral in Italië, Frankrijk en Hongarije gevonden. En dan heb je nog de witte truffel, meestal uit Italië. Wat betreft de intensiteit van de smaak en de geur zit de herfsttruffel tussen de zachte zomertruffel en de krachtige wintertruffel.”
Dezelfde herfsttruffel probeert Leclerq te telen in zijn recent aangelegde truffelgaard, waar hij door de aanplant van een aantal boomsoorten en struiken, de Limburgse lössgrond, een kalkbehandeling en een juiste afwatering, over een jaar of vier hoopt de eerste truffels te kunnen oogsten.
„Maar dat ik ze nu in het wild heb gevonden, dat vind ik wel spectaculair. Ik denk dat er echt nog wel meer plaatsen zijn in Limburg waar die truffels onder de grond moeten zitten. Ik krijg ook berichten uit Duitsland waar truffels worden gevonden, meestal ook in kalkrijke grond zoals onze löss.”
Leclerq heeft een paar truffels bezorgd bij enkele toprestaurants in Zuid-Limburg om hen ermee te laten experimenteren in gerechten. „Ik ben heel benieuwd naar hun bevindingen. Zelf vind ik ze alvast lekker. Niet zo krachtig als de zwarte wintertruffel of de witte truffel, maar toch wel heel speciaal. En dat in de vrije Limburgse natuur. Wie weet waar dat nog naar toe gaat.”