Martin Paul voelt zich thuis in Maastricht
Martin Paul is niet in de wieg gelegd voor lichtvoetigheid, zo lijkt het op het eerste gezicht. Wetenschap bepaalt zijn wezen en de universiteit zijn gangen. Zijn curriculum vitae is kolossaal. Als voorzitter van het College van Bestuur van Maastricht University (kortweg UM) geldt hij internationaal als een academisch boegbeeld. Iemand met statuur, ernst en intellectuele bagage. Een Duitse wereldburger die zich thuis voelt in Maastricht. Een man met wetenschappelijke gravitas en een volatiele geest.
Wie hem ontmoet stuit op een bevlogen persoon die in het gesprek het best tot zijn recht komt wanneer het over zijn werk gaat en die niet graag afkabbelt naar zijn privéleven. „Wat mij tot tranen toe ontroert? Opera. Dat woelt emoties in mij los. Voor de rest ben ik veeleer een nuchter mens.”
To the point, auf den Punkt
Binnen de kringen van de UM geniet Martin Paul (1958) de reputatie als iemand die je niet moet lastigvallen met futiliteiten. Een man die meteen to the point wil komen. En ook als iemand die sommige bezoekers amper genoeg tijd gunt om hun kop koffie op te drinken. Paul denkt snel. Hij is de man van het Blitzgespräch, meteen tot de kern komend. Sachlich, auf den Punkt gebracht, zo kennen ze hem. Hiermee geconfronteerd begint hij te lachen. „Sinds ik hier in 2011 ben aangetrokken als voorzitter van het College van Bestuur heb ik op dat gebied wel wat bijgeleerd. Ik heb inderdaad de neiging de pas er goed in te houden, maar ik neem tegenwoordig wel meer tijd voor ditjes en datjes. Feit is dat ik al jong heb geleerd effectief met mijn tijd om te gaan. Ik wil zeker niet onbeleefd zijn.”
Informeel
We spreken Martin Paul in het Kruisherenhotel in Maastricht. Het is altijd schipperen met zijn overvolle agenda. Dus wordt het een lunch. Eenmaal aan tafel wekt hij niet de indruk onder tijdsdruk te staan. Maar het liefst bestelt hij wel snel, zodat we ons op het gesprek kunnen concentreren. Na een korte analyse van de atmosferische situatie rondom Maastricht is hij er klaar voor. Paul is niet het type mens dat je spontaan een schouderklop geeft, een foute mop vertelt of achter wie je aanloopt in de polonaise. Hij oogt ernstig. En ook als iemand in wiens buurt je liever niet verkeert in geval van een woede-uitbarsting. Niet intimiderend, zeker niet, maar wel met een ongenaakbaar aura dat een moppentapper, ouwehoer of praatjesmaker op natuurlijke afstand houdt. „Kwaad word ik niet snel”, zegt hij nadat we de kaart voor de lunch hebben weggelegd. „Ook mijn zoon en dochter zullen mij niet als een strenge vader in herinnering hebben. Eigenlijk ben ik wel een gemoedelijk persoon en informeel. Wel ben ik serieus met mijn werk bezig. Dat ben ik ook verplicht. Maar men moet serieus niet met streng verwarren. Ik ben best benaderbaar.” Lachend vervolgt hij: „En bij de koffiemachine wil ik af en toe best graag mijn visie over het voetbal verkondigen.”
Duzen of siezen
Op zijn verzoek wordt er getutoyeerd. „Dat spreekt gemakkelijker”, vindt hij. „Ik snap dat jij in dit verhaal ook ingaat op privézaken, maar die wil ik enkel off the record bespreken, dat heb ik thuis zo afgesproken. Mijn vrouw is Amerikaanse. Ze is ook wetenschapper en verblijft tijdelijk samen met mijn zoon van negentien in de USA. Door Covid 19 kunnen we elkaar momenteel alleen online zien. Mijn vrouw heeft háár carrière en ik de mijne. Zullen we ’t daarbij laten?” Eenmaal per du, zoals de Duitsers dat zo treffend zeggen, respecteer je zo’n afspraak. Martin Paul neemt de regie, zoveel wordt nu wel duidelijk. Maar de interviewer geeft zich niet zo makkelijk gewonnen; we zullen zien waar we uitkomen.
Kleider machen Leute
Wars is hij van hiërarchie en uiterlijk vertoon. De plechtstatigheid die de universitaire wereld – met klinkende voorbeelden als Oxford en Cambridge – tekent, lijkt in Maastricht grotendeels afwezig. Professoren verschijnen zelfs in spijkerbroek tijdens een uitreiking van een bul. Hoe kijkt Paul daartegen-aan? „Hierop ben ik nog recent aangesproken door Duitse ouders, wier kind bij ons afstudeerde. Ze hadden wel wat meer decorum verwacht dan hoogleraren in korte broek. Ik moest eerlijk gezegd wel lachen om het geschetste tafereel, maar ik begrijp wat ze bedoelen. Die buitenkant is natuurlijk belangrijk. Er zijn uiteraard wel bepaalde protocollaire momenten, zoals de Dies Natalis (de verjaardag van de universiteit, red.), waarop iedereen in toga verschijnt. Een zekere traditie kleeft de universiteit nu eenmaal aan. Dat respecteren we. Maar we schieten niet door en gaan niemand verplichten om een kostuum aan te trekken. De waarde van onze universiteit schuilt primair in de kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek en in de studenten die we afleveren. Dat is onze intrinsieke kwaliteit. Daar draag ik, samen met mijn collega’s in het College van Bestuur, verantwoordelijkheid voor.” Met een glimlach: „Zelf probeer ik op basis van mijn kleding geen aanleiding te geven tot klachten. Overigens, toen ik in Berlijn benoemd werd als decaan had ik zelf nog geen pak. Dat ben ik toen heel snel samen met de secretaresse bij het KDW aan de Kurfürstendamm gaan kopen.”
Europa vanuit de grens
Geboren en getogen is Martin Paul in het Saarland in de provinciestad Sankt Ingbert. In veel opzichten laat het Saarland zich vergelijken met Limburg, zo gaf Martin Paul aan in de columns die hij voor De Limburger schrijft en waarin steevast een vleugje ironie, humor en analytische denkkracht doorschemert, maar waarin hij spaarzaam is in het prijsgeven van private aangelegenheden. Het Saarland is een regio die grenst aan Frankrijk en Luxemburg. Allerlei dialecten worden er gesproken en het leven wordt er beslist niet als een last ervaren. In die culturele ratatouille groeit Paul op. „Het levensgevoel van de Saarlanders staat met hun bourgondische levensstijl niet ver af van het leven hier in Limburg. Ik voel van nature een soort sympathie voor de grensregio en zijn culturele melange in smaak, taal en mentaliteit. In zo’n regio leer je Europa begrijpen vanuit de grens.”
Academische wereld
Hij kan terugblikken op een aangename jeugd, samen met zijn zus. Een arbeidersgezin. Zijn opa werkte al in de dominant aanwezige staalindustrie. „Mijn ouders hebben ons de kans gegeven om te studeren wat we wilden. Vader was een begenadigd voetballer, een Mittelstürmer, een midvoor. Als goede amateur heeft hij het nog tot het Olympisch team van het Saarland geschopt. Zelf was ik niet zo’n goede voetballer. Volleybal heb ik wel lang gespeeld. Later ook nog een tijdje getennist, maar dat was puur recreatief.” Al op zijn zeventiende gaat de op school uitblinkende Martin Paul naar Heidelberg om er aan het internationale college te studeren. Later studeerde hij medicijnen. „Al op jonge leeftijd werd ik aangetrokken door werken in een internationale context. De wereld trok aan me. Ik wilde andere volkeren, talen en culturen leren kennen. In de academische wereld kwam ik tot wasdom. Dit was de biotoop waarin ik me zowel kon ontwikkelen als internationaal opereren. De academische wereld ben ik door mijn gehele loopbaan trouw gebleven. Ik denk inderdaad wel dat ik een trouwe ziel ben, ook op andere gebieden.” Trouw en vasthoudend wellicht. Want Martin Paul is niet iemand die met een zesje genoegen neemt, eerder een Streber. ,,Streber klinkt zo onsympathiek. Ik zou mezelf liever typeren als iemand die graag dieper gaat dan de oppervlakte. Grondig, ofwel gründlich”, Lachend: „Met die typering kan ik leven.”
Fremdkörper Maastricht
Dat de wereld aan hem trok, bewijst ook de rest van zijn internationale loopbaan. Hij verkaste naar San Diego in Californië voor zijn promotieonderzoek in de hypertensiologie (bloeddrukonderzoek, red.) en farmacologie. Zijn ster rees daarna snel, want hij kon al gauw gaan werken op een van ’s werelds meest prestigieuze universiteiten: Harvard in Boston. Na een tijd ging hij terug naar Europa. Inmiddels had hij zijn vrouw leren kennen, deed onderzoek in Heidelberg en werd op zijn vijfendertigste als hoogleraar benoemd en later tot decaan en vicedirecteur van het grootste academische ziekenhuis van Europa, Charité in Berlijn. Een staat van dienst die er wezen mag. Enige Fremdkörper in zijn levensverhaal lijkt halteplaats Maastricht. „Nee, dat is beslist niet zo”, zegt Martin Paul pertinent. „Maastricht vaart al vanaf de jaren tachtig een internationale koers. De geografische ligging maakt van Maastricht een Europese stad par excellence. Het internationale gevoel is hier historisch verankerd. Maar ook de internationale betekenis van het Verdrag van Maastricht mag je niet uitvlakken in de reputatie die we hier internationaal genieten. De stad is weltoffen, kosmopolitisch. Ik heb die internationaliteit nodig om te ademen.”
International Classroom
„In 2008 ben ik naar Maastricht gekomen. De toenmalige voorzitter van het College van Bestuur Jo Ritzen had me benaderd. Hij had me een informele mail gestuurd. Dat vond ik toen wel heel bijzonder. Maastricht University stond in die tijd in de academische wereld wel al te boek als innovatief. Toevallig was ik toe aan mijn volgende carrièrestap. Ik ging op gesprek en viel voor de stad en de regio. Direct voelde ik de gelijkenis met de omgeving uit mijn verleden. De nabijheid van de grenzen, het mijnbouwverleden en het levenslustige karakter van de mensen. Dat sprak me allemaal aan. En die ambitieuze universiteit natuurlijk. Liefde op het eerste gezicht. Ik werd er de decaan van de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences. Nooit heb ik een dag spijt gehad van deze beslissing. In Berlijn werkte ik in een enorm groot instituut. Maar het was er beduidend minder internationaal georiënteerd dan Maastricht. Hier is men meer polyglot dan in Berlijn of Amsterdam. Ik gedij goed in deze omgeving. In 2011 werd ik de eerste buitenlandse voorzitter van een Nederlandse universiteit. Tegenwoordig is zo’n 40% van de staf uit het buitenland afkomstig en we hebben inmiddels 54% buitenlandse studenten. Bij de UM krijgt de international classroom gestalte.”
Cultuurverschillen
Natuurlijk heeft hij moeten wennen aan de andere omgangsvormen in Nederland. „In Duitsland zijn we minder direct. De machtsafstand is er groter, de omgangsvormen formeler. In Nederland heeft men de neiging om na een genomen beslissing nog eens aan een discussie te beginnen. Dat is in Duitsland ondenkbaar. Ook heb ik moeten wennen aan het fenomeen ‘bijpraten’. Toch denk ik dat de kwaliteit van de in Nederland genomen beslissingen beslist niet onder doet voor de rest van de wereld. Integendeel. Ik vind die Nederlandse stijl wel mooi. Iedereen wordt hier even belangrijk gevonden. In Berlijn lag dat wel anders. Bij de UM is de baliemedewerker de belangrijkste persoon. Dat is het eerste contact met de organisatie.”
Teamspeler
Martin Paul hecht er waarde aan dat we zijn collega’s van het universiteitsbestuur, rector magnificus Rianne Letschert en vicevoorzitter Nick Bos niet buiten het verhaal houden. ,,We vormen een hecht team. Ik beschouw mezelf niet als iemand die altijd op de eerste rij moet zitten. De samenwerking voelt heel natuurlijk. We gunnen elkaar succes. Ook als het moeilijk wordt, zoals tijdens de cyberaanval die op ons werd uitgevoerd, staan we als één persoon. Die wetenschap is erg comfortabel.”
Ethiek en omgangsvormen
Toch is het niet allemaal pais en vree bij de UM. Soms raakt de organisatie verstrikt in ethische discussies, een interne richtingenstrijd over het Engels als academische voertaal of in conflict met de bewoners van de stad vanwege overlast. Paul gaat de discussies niet uit de weg: „Wie gelooft in een perfecte wereld is naïef. Overal waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Dat moet je accepteren. Feit is dat de UM midden in de samenleving staat. En dat betekent dat sociaal-maatschappelijke discussies ook binnen onze universiteit worden gevoerd. Sterker nog, we propageren het voeren van discussies over dit soort thema’s zelfs. Laat ik twee voorbeelden geven: de huidige black lives matter-discussie en ons besluit om ook studenten uit Saoedi-Arabië toe te laten tot ons onderwijs. In zijn algemeenheid stellen wij dat de UM enkel gaat over de sfeer bínnen de universiteit. Daarin zijn voor ons zaken als inclusiviteit en diversiteit belangrijk. We keuren elke vorm van racisme en discriminatie af. Categorisch. Daarom hechten we veel waarde aan goede omgangsvormen binnen onze academic community. ”Paul vervolgt: „Toen de discussies over de MH17 oplaaiden, waren er ook medewerkers die vonden dat wij alle banden met Rusland dienden te verbreken. We hebben die beslissing overgelaten aan ieders individuele inschatting. Als UM hebben we de banden met bepaalde Russische instellingen niet verbroken. Wij geloven, ondanks alles wat ons scheidt, dat we met academische instellingen – ook in ‘moeilijke’ landen – moeten samenwerken om bruggen te slaan. De wereld is gediend met samenwerking en niet met verdergaande polarisatie. En soms is het goed om met elkaar af te spreken: we agree to disagree.”
Engels of Nederlands?
Het is Engels wat de klok slaat in de academische wereld. Gold ooit het Latijn als de lingua franca van de universiteit, nu heeft het Engels en in sommige gevallen het steenkolenengels het overgenomen. „De globalisatie is al jaren een feit. Als we in het internationaal opererende veld relevant willen zijn en blijven dan moeten we met onze tijd meegaan. Engels is daarin onontbeerlijk. Dit alles zegt niet dat we het Nederlands moeten verkwanselen. Integendeel. Sommige vakken zullen we altijd in het Nederlands blijven aanbieden. Overigens bieden we ook goed bezochte taalcursussen aan. Over dit onderwerp zijn de laatste jaren verhitte discussies gevoerd. Het BON, Beter Onderwijs Nederland, verzette zich tegen de in hun ogen ‘verengelsing’ van de universiteit. Voor de rechter hebben ze verloren. Wie voor het Engels kiest, hoeft toch niet tegen de eigen taal te zijn. Wat een onzin. Niets is mooier dan meerdere talen spreken. Basiskennis van het Engels is wezenlijk vandaag de dag. En ja, soms gaat dat moeizaam. Maar mensen die elkaar, al is het in pover Engels, proberen te verstaan, leggen altijd een fundament voor onderling begrip en vriendschap. Wie kan daar iets tegen hebben?”
Samenwerkingen
„Met de stad Maastricht en de provincie Limburg blijven we constant in gesprek. Natuurlijk zijn er soms ook kritische discussies. En die nemen we serieus. Maar grosso modo is de relatie met de stad en provincie goed. We staan zeker niet met de rug naar elkaar toe. Het is zaak om een goede balans te vinden. Ook met de burgers blijven we in gesprek. We stimuleren en experimenteren verder met zaken als citizen science (burgerwetenschap, red.). Dat zijn maatschappelijke onderzoeksvragen die door burgers gesteld worden. Een goed instrument om de kloof tussen universiteit en samenleving te dichten. Van een ivoren toren is allang geen sprake meer. De UM is ingebed in het weefsel van de stad en de regio. Ik denk wel te kunnen stellen dat de UM met meer dan 19.000 studenten en 4.500 medewerkers een grote economische pullfactor vertegenwoordigt. De universiteit heeft de stad, denk ik, geen windeieren gelegd. Mooi te vermelden is dat Maastricht onlangs is uitgeroepen tot beste kamerstad van Nederland. Studenten wonen hier graag en het aanbod aan goede kamers is ruim en van goede kwaliteit.”
Internationaal en regionaal krachten bundelen
„We willen met de stad samen optrekken. Zo ook tijdens TEFAF, wanneer wij meestal congressen organiseren. Samen met het Maastricht UMC+ hebben we bijvoorbeeld ook seminars tijdens het Preuvenemint. Wij haken aan bij de evenementen die er zijn en die de internationale reputatie van Maastricht en de UM versterken. Dat is een win-winsituatie. Samenwerking is het sleutelwoord. Dus dat betekent dat we ook met Zuyd Hogeschool en andere kennisinstellingen in Limburg de handen ineenslaan. Het bundelen van krachten is tegenwoordig steeds belangrijker. Wat je nodig hebt, is focus en kritische massa. Pas dan word je een speler van formaat. We dienen daarbij over grenzen heen te stappen. Zo bevinden we ons ook in boeiende netwerken met onze buren in Hasselt, Aken, Leuven en Luik. Maar ook in Europa bijvoorbeeld met onze alliantie van jonge Europese universiteiten, YUFE. En laten we onze contacten wereldwijd niet vergeten. De academische wereld is een global village geworden.”
Brightlands als geesteskind
Martin Paul denkt groots en treedt vaker buiten de oevers van zijn academische professie. Zo is hij ook een van de architecten van de uiterst succesvolle Brightlands-gedachte met in Limburg verspreid vier verschillende campussen. „Ik was de eerste kwartiermaker voor de Maastricht Health Campus en ik geloof in die Brightlands-filosofie van knowledge crossing borders. De campusontwikkeling is een succes. Eindhoven en zijn Brainport was voor ons wel een voorbeeld. Ze hebben daar ook de PR goed op orde. Wij in Limburg staan met onze vier campussen in Nederland wel een beetje te boek als the best kept secret. Dat is jammer, want we boeken succes en we worden opgemerkt. Ook in het buitenland word ik hier vaker op aangesproken. Die triple Helix waarin private partijen, de provincie Limburg en de universiteit samenwerken, is als economische aanjager goud waard. Het zorgt ervoor dat de hele provincie steeds attractiever wordt als vestigingsgebied voor jonge gezinnen en innovatieve bedrijven. Samen groeien, daar komt het op aan. Niet per se groter worden, maar wel beter, duurzamer, innovatiever.”Het nagerecht laten we schieten. Martin Pauls agenda roept hem tot de orde. Hoe de toekomst eruit zal zien? Hijzelf kan nog als voorzitter aanblijven tot 2023. Wat de toekomst van het onderwijs betreft is hij midden in deze coronacrisis een realist. „Online onderwijs heeft zeker aan terrein gewonnen. Ik denk dat de nabije toekomst hybride wordt, waarbij we digitaal en real life-onderwijs gaan combineren. We hebben al aangetoond dat we in staat zijn om kwalitatief onderwijs te blijven aanbieden in deze tijd. Maar ik hoop dat het anders wordt. Onderwijs en onderzoek heeft ook een sociale dimensie tussen mensen nodig.”
Bildung, Bundesliga en Bayreuth
Op de valreep nog even de vraag wat hem als rationeel ingesteld mens ontroert. „Ik houd van de kunsten en ik geloof in wat de Duitsers zo mooi Bildung noemen – culturele vorming. In mijn jeugd speelde ik graag toneel. Mijn moeder had daar ook plezier in. Maar mijn vader vond niet dat ik in die richting door moest gaan. Ik merk dat mijn zoon – hij studeert graphic design – daar ook veel interesse in heeft. Hij heeft talent en dat vind ik heel mooi om te zien. Mijn dochter speelt op hoog niveau hockey, als keepster in de Bundesliga. Zelf ben ik meer geïnteresseerd in de muzische kunsten. Ik ben een echte operafanaat. Muziek vind ik geweldig. Voor opera’s ga ik op reis. Thuis speel ik sommige aria’s wel tien keer achter elkaar af. Telkens raakt de muziek de essentie. Ook ben ik een echte Wagneriaan. Ik houd van Parsifal. Een goed glas wijn erbij en dan die muziek. Fantastisch. Jaren heb ik geprobeerd kaarten te krijgen voor de Bayreuther Festspiele. Dit jaar was het me eindelijk gelukt en nu gaat het door corona niet door. Die liefde voor de opera heb ik wel geërfd van mijn ouders. Grappig dat onze beide kinderen ook al interesse krijgen voor de opera. Jong geleerd, hè.”
Freunde fürs Leben
Dan lopen we samen naar beneden, de trappen af naar de uitgang van het Kruisherenhotel. Over zijn werk als lid van de Oostenrijkse Nationale Wetenschapsraad hebben we het nog niet eens gehad. „Ik kom graag in Wenen. Ook daar ga ik vaker naar de Wiener Staatsoper. Maar ook een typisch Weens café of een gezellige Heuriger bezoek ik met plezier.” Hij vertelt nog gauw dat hij die Weense fin de siècle zo boeiend vindt en het werk van Arthur Schnitzler, waarin de geestelijke leeg-te in het decadente Weense leven zo treffend is beschreven. Daar komt hij nou mee, als we naar buiten lopen. Vlak voor hij richting universiteit loopt, vragen we hem hoe belangrijk vriendschap voor hem is. „Ik hecht daar zeer aan. Ik heb nog veel contact met oude vrienden. Soms doen we leuke dingen samen. Dan bezoeken we in Berlijn een museum of maken we een fietstocht. Ik heb Freunde fürs Leben. Daar geloof ik in. Met materiële zaken heb ik weinig op. Een auto is voor mij niet meer dan een vervoersmiddel.” Dan op de valreep: heeft Martin Paul ook slechte eigenschappen? Lachend: „Mijn ongeduldigheid en korte aandachtsspanne. Maar daar werk ik aan. Kom na de vakantie maar eens een kop koffie drinken, dan merk je vanzelf wel of het me is gelukt.”