Marcel Mourmans, altijd in competitie
Hoewel zijn naam vooral gekoppeld wordt aan het succes van zijn snackbedrijf Mora, dat hij in 1995 verkocht aan Unilever, is Marcel Mourmans nu met heel andere ondernemingen bezig. Van een wijnhuis tot een dierentuin. Het doel is altijd hetzelfde: het moet bijzonder zijn en een succes worden.
Een terugblik op een interview met Marcel Mourmans in januari 2020.
Bij Thiessen Wijnkoopers, gevestigd in een monumentaal pand vlakbij het stadhuis in het centrum van Maastricht, hangt Marcel Mourmans (83) nog regelmatig persoonlijk de jassen van de gasten op, als die komen voor een speciale proeverij of een feest. „Sommigen vragen me of ik de portier ben, dan knik ik ja.”Hij vertelt het geamuseerd en met een licht ondeugende blik. Hij blijft graag bescheiden, de ingetogen man die niet houdt van opdringerigheid. Al helemaal niet wil hij zich laten voorstaan op wat hij in het verleden allemaal gepresteerd heeft. „Ik vind het fijn om de mensen het gevoel te geven dat ze welkom zijn. Daarvoor doe ik dat. Bij een avondfeest ben ik er meestal drie kwartier voor aanvang. En blijf ik totdat iedereen er is, dan ben je meestal een paar uurtjes verder. Beter zo dan dat ik me thuis zit af te vragen of het allemaal goed gaat. Ik ga niet met een dienblad rondlopen, maar ik kan wel zorgen voor een persoonlijke ontvangst.”
Er is een maatschappelijke discussie gaande of rijke mensen niet wat meer belasting moeten gaan betalen. Hoe staat u daar tegenover?
„Ik begrijp die argumenten wel. De vraag is natuurlijk altijd of extra belastinggeld dan goed besteed wordt. Maar ik vind wel dat je iets extra’s moet doen voor de maatschappij als je in de gelegenheid bent. Zowel mijn vrouw als ik geven regelmatig geld aan bepaalde doelen. Maar wel pas nadat ik volledig heb kunnen natrekken dat er niks aan de strijkstok blijft hangen. Ik praat er verder nooit over. Ook dat is geen prestatie. Ik hoef er geen schouderklopjes voor, ik doe het gewoon.”
Vakanties zijn ook niet echt aan u besteed.
„Nee. Vroeger ging ik in de zomer wel een paar dagen naar Knokke, maar dan nam ik mijn werk mee. Of we trokken naar de bergen, dan ging ik klimmen. Als ik bij donker nog niet terug was, begon mijn vrouw zich zorgen te maken. Nee, vakantie zegt me niet veel. Ik werk liever.”

Bij Thiessen hebt u heel wat personeel zien komen en gaan. Was het zo moeilijk om de juiste mensen te vinden?
„Ik denk dat ik me vaak heb laten overbluffen door goed opgeleide jonge gasten die vlot konden praten. Ik heb die opleidingen allemaal niet gehad. Dan kwam ik er pas na een tijd achter dat het toch niet de juiste keuze was, althans niet in mijn ogen. Mijn vrouw Robbie heeft daar een betere kijk op. Op haar initiatief is er nu iemand bijgekomen, die voor twintig uur per week een coördinerende rol gaat spelen. Het is een ondernemer. Daar hebben we een goed gevoel bij.”
Een coördinerende rol? Maar u wilt toch altijd zelf de baas zijn?
„Dat klopt, ik kan moeilijk iets uit handen geven. Dat vind ik heel lastig. Maar langzamerhand is het toch tijd om die stap te zetten, dat heb ik met Robbie afgesproken. Ik blijf er wel bij heel nauw bij betrokken. Ondernemen is mijn lust en mijn leven.”
Vond u het bij Mora ook lastig om personeel aan te nemen?
„Ik koos zelf alleen de leidinggevenden uit. Dat ging ook lang niet altijd goed. Zo heb ik in twee jaar tijd een keer vier verkoopdirecteuren versleten. Als baas sta ik het liefst tussen de mensen, maar als het moet, kan ik wel streng zijn. Vooral als ik bedonderd word. Bij Mora heb ik wel eens iemand ontslagen die twee kroketten had gepikt. Het gaat mij om het principe, ik wil niet voor de gek gehouden worden. Over zo’n ontslag pieker ik een tijdje, maar ik doe het wel.”
Waarom kocht u Thiessen eigenlijk? U zat helemaal niet in de wijnwereld.
„Het was een idee van mijn vrouw. Het ging ons in de eerste plaats om het monumentale pand dat uniek is. Dat wilden we voor de stad behouden. Robbie heeft de hele restauratie geleid, daar hebben we al met al veel geld in gestopt. Ik zou enkel de handel doen. Nou, dat heb ik geweten. Het was veel moeilijker dan ik dacht. Dat viel tegen. Ik had in deze branche natuurlijk geen ervaring en het is toch een heel andere wereld dan snacks. Bovendien is er enorm veel concurrentie. Maar goed, we zijn nu vijftien jaar aan de gang met dit oudste wijnhuis van Nederland (opgericht in 1717, red.) en we hebben het nu aardig op de rit, mede dankzij de goede medewerkers. We hebben in de regio geen klanten verloren en de wijnselectie is flink verbeterd. De levering in de rest van Nederland hebben we stopgezet. We concentreren ons op het gebied tot Roermond, niet verder.”
Bent u inmiddels een wijnkenner geworden?
„Nee, zo wil ik me zeker niet noemen, dat ben ik ook niet. In het begin proefde ik nog mee als we moesten inkopen. Maar daar ben ik mee opgehouden, dat kan ik beter aan onze vinologen overlaten. Ik drink een glaasje wijn bij het eten, meer niet. Het is voor mij puur een onderneming, zo kijk ik er tegenaan. Het pand is prachtig opgeknapt, van de kelders tot het dak. En we draaien enerzijds op de verkoop van wijn aan particulieren en horeca, en anderzijds is het een locatie om feesten, zakelijke bijeenkomsten, bruiloften, proeverijen en dergelijke te houden. Vaak is dat wel in combinatie met de wijn.”
Nu het bedrijf door u als het ware gered is, denkt u er dan aan om het mogelijk weer te verkopen?
„Nee, we hebben laten vastleggen dat mijn kinderen het niet mogen verkopen, het moet in de familie blijven.”

U gaat nu langzaam afbouwen? De meesten doen dat al op veel jongere leeftijd.
„Nee, ik blijf werken zolang ik het nog kan. Ik werk al bijna zeventig jaar, ben nog altijd gedreven. Ik doe het niet voor het geld, maar voor de mensen die er werken. En ik wil me nog altijd waarmaken, dat zit nu eenmaal in me. Ik wil altijd competitie spelen. Dat heb ik ook altijd in de sport gedaan. Vroeger met tennis heb ik op een tamelijk hoog niveau gespeeld, daarna met biljarten waarmee ik ook prijzen heb gewonnen. Ik was al over de zeventig toen ik de hoogste promotie maakte naar 160 kader in België. Maar ik ben er inmiddels mee gestopt omdat ik niet meer op het hoogste niveau mee kan. Dan vind ik het niet meer leuk. Ik zwem nu alleen nog, driemaal in de week duizend meter.”
Een goede fysieke conditie vindt u een prioriteit?
„Zeker, daar kun je ook veel aan doen, om het proces van ouderdom te vertragen. Minder vat heb je op wat met je hersenen gebeurt. Ik ben wat vergeetachtig geworden, het gaat allemaal wat langzamer daarboven. Laatst vreesde ik dat het proces van dementie was ingezet. Ik heb een grondig onderzoek in het ziekenhuis laten doen. Gelukkig had ik ongelijk. Maar ik merk wel dat ik qua denkvermogen wat achteruit ga. Volgens de artsen hoort dat nu eenmaal bij de leeftijd.”
Baart het u zorgen, het ouder worden?
„Nou, ik zit er wel mee ja. De overleden deken Hanneman zei me eens dat ik rechtstreeks in de hemel terecht zou komen, omdat ik een goed mens zou zijn. Nou ja, ik acht de kans klein, waarschijnlijk is het hierna afgelopen. Maar je klampt je er toch een beetje aan vast.”
Als u alles opnieuw zou mogen doen, zou u het dan hetzelfde doen, of toch heel anders?
„Hetzelfde, ook al heb ik fouten gemaakt. Maar daar leer je van. Ik heb mijn kinderen bewust niet klaargestoomd om de bedrijven over te nemen. Het had gemogen, maar ik heb ze daarin helemaal vrijgelaten. Sowieso zijn ze eigenlijk door Robbie opgevoed. Want ik was meestal weg van huis om te sporten en te werken. Maar zij heeft dat goed gedaan, de kinderen hebben een fijn leven denk ik, daar hoef ik me geen zorgen om te maken. De tweede zoon is al jaren intensief bezig in de kunst in opdracht van grote internationale kunstenaars. Dat gaat heel goed. Mijn oudste zoon geniet vooral van het leven, dat gun ik hem van harte. Hoewel hij me de laatste tijd wel wat helpt, met name bij Gaia ZOO. En onze dochter houdt zich bezig met paarden en veulens. Die heeft daar haar draai in gevonden.”
Hebt u er vrede mee gehad om Mora te verkopen, toch het geesteskind van u en uw vrouw, dat u van de grond af aan hebt opgebouwd?
„Ja, die verkoop in 1995 aan Unilever is goed gegaan. We draaiden toen een jaaromzet van 250 miljoen gulden, waren absolute marktleider en telden duizend man personeel. Misschien had een andere partij nog wat meer betaald, maar bij Unilever had ik de meeste garanties dat het personeel een goede toekomst kreeg. Dat is ook uitgekomen. Als afscheid heb ik het hele personeel en hun partners en kinderen een lang weekend Disneyland Parijs aangeboden. Op die vrijdagavond in oktober bleef het park speciaal voor ons open. Momenteel zit Mora in het familiebedrijf van McCain, dat gaat goed. Er wordt volop geïnvesteerd. Uiteraard is er de laatste jaren veel geautomatiseerd, zoals in veel bedrijven. Het doet me nog altijd wat als ik een Mora-reclame zie. En eenmaal per jaar organiseren we een bijeenkomst met gepensioneerden van Mora, dat is altijd heel leuk.”

Na Mora dook u in het ijs en kocht u het Belgische bedrijf Frisa op met onder meer het merk Artic. Maar dat liep minder voortvarend.
„De afstand was te groot. Met de auto was het tweeëneenhalf uur. Heel vermoeiend. Ik heb toen twee auto’s in de vangrails gereden. Gelukkig waren het Bentleys, anders had ik het niet overleefd. Ik heb toen besloten om die ijsfabriek weer te verkopen, het was onverantwoord.”
En dan Gaia ZOO. Hoe kwam u bij een dierentuin terecht, toch heel wat anders dan snacks of wijn?
„Ik werd destijds benaderd door burgemeester Jos Som van Kerkrade met de vraag of ik mee wilde investeren. Ik vond het op zich wel een interessant project. Het was niet zijn bedoeling dat ik uiteindelijk de meerderheid van de aandelen zou krijgen, maar dat wilde ik wel en is uiteindelijk ook gelukt. Ik ben nu voor zestig procent eigenaar. Dan kun je ook een bepaalde koers uitstippelen. Mijn directe drijfveer was dat ik iets wilde terugdoen voor al die mensen uit de Mijnstreek die bij Mora werkten. Het sprak me aan om mee te helpen om dat gebied terug op te bouwen.”
Welk doel streeft u na met deze dierentuin?
„We willen de mooiste dierentuin van Europa worden. Er werken nu zestig mensen, een heel goed team met een goede directeur en drie uitstekende commissarissen. Bij de vergaderingen zit ik er meer luisterend bij. We zijn met het team in de afgelopen jaren naar veel dierentuinen in Europa gaan kijken. Ons principe is dat de dieren zo vrij mogelijk moeten kunnen leven, dus niet in kooien worden opgesloten. Uiteraard binnen de veiligheidsnormen die noodzakelijk zijn. Bij Gaia wordt er telkens vernieuwd, dat is interessant voor het publiek. Nu weer al die flamingo’s, die zijn van mijn tweede zoon. Nergens in West-Europa zie je zó veel flamingo’s als bij ons in Kerkrade. Ik probeer me bij Gaia niet te veel met de gang van zaken te bemoeien. Ik ben vaak te enthousiast en ga dan met te veel ideeën mee. En dan kost het meestal geld. Dus ik hou me nu wat op de achtergrond en luister vooral. Eigenlijk kan ik zelf ook niet zoveel, het is beter om dat aan goede mensen over te laten.”
U bent nooit een man geweest van de recepties. Ziet u daar het nut niet van in?
„Als ik voor Thiessen mee moet gaan naar een nieuwe klant in de horeca, dan doe ik dat. Maar om zomaar ergens voor de gezelligheid naartoe te gaan, nee, dat doe ik niet. Ik ga ook niet uren op een terras zitten, zonde van mijn tijd. Ik ben ook niet uit op complimenten, het liefst leef ik in de luwte. Iemand als Henk Stienstra bijvoorbeeld, die had dat ook. Ik kan dat helemaal begrijpen. Glamour en populariteit zeggen mij niks. Ik ga bijvoorbeeld wel naar TEFAF, maar bewust niet naar de opening, waar je dan allerlei bekenden tegenkomt. Ik loop er liefst anoniem rond in mijn eentje.”
U stond wel een tijd lang in de Quote 500, tot ergernis van u zelf. Maar daar bent u uit verdwenen. Hoe is dat gekomen?
„Elk jaar benaderen ze je voor informatie. Als je maar lang genoeg geen antwoord geeft, dan geven ze blijkbaar na zoveel jaar de moed op. Ik hou er helemaal niet van om op zo’n lijst voor te komen. Het is ook geen prestatie.”
