Duizendpoot Noël Slangen wil Limburg uit isolement halen
Voor de functie van algemeen directeur van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij van Limburg – het Belgische ‘zusje’ van het LIOF in Nederlands-Limburg – zou je eerder iemand verwachten met een economische achtergrond. Noël Slangen heeft vooral een historie als communicatieadviseur, maar dan wel op cruciale plekken. Hij wil iets doen voor Limburg waar zijn roots liggen. „Daarmee laat ik waarschijnlijk financieel aantrekkelijkere opportuniteiten liggen, dat is dan maar zo.”
Hoewel hij graag in een goed restaurant vertoeft, spreekt hij voor deze sessie liever af op zijn bureau op de Corda-campus, waar ooit een Philips-fabriek gevestigd was. Het decor is aanzienlijk soberder dan in menig restaurant, maar eenmaal in de thematiek aanbeland, toont Noël Slangen zijn engagement. Zakelijk, met af en toe een kwinkslag en een ondertoon van relativiteit. De wereld is groter dan Limburg, daar is hij al vroeg achter gekomen, maar hij heeft er wel iets mee.
Het was voor menigeen een verrassing dat u op deze post terechtkwam.
„Dat kan ik me voorstellen, hoewel ik vanuit mijn andere posities al eerder herstructureringsklussen had gedaan. Het was gedeputeerde Tom Vandeput die mij vroeg vanuit zijn rol als voorzitter van POM. Gezien zijn hogere ambitieniveau – met onder meer het SALKturbo-plan en het campusplan ‒ en uit liefde voor Limburg heb ik ja gezegd. Ik zag de kansen met onder meer de logistieke campus in Genk en de Health-campus van de Universiteit Hasselt in Diepenbeek. Het was een keuze van het hart.”
Men vond het kennelijk geen bezwaar dat u ook nog een veel gelezen columnist met een eigen mening bent.
„Dat was voor mij een voorwaarde om ja te kunnen zeggen, want ik schrijf graag en wil in die zin mijn vrijheid behouden. Het bleek geen onoverkomelijke hindernis. Het heeft ook z’n voordelen. Onder meer vanwege mijn bekendheid door die columns nemen de beslissers in Brussel en Antwerpen in ieder geval sneller de telefoon op als ik bel. Het is ook niet zo dat ik hier in m’n eentje alles bepaal. De grote lijnen worden uitgezet door voorzitter Tom Vandeput en het bestuur, waar ik dan met mijn team uitvoering aan geef. Innovatie is de kern waar het om draait en dat proces vind ik boeiend.”
Einstein
Hoe uit zich dat in de praktijk? „Bijvoorbeeld op het terrein van de ontwikkeling van bio-kunststoffen, waar we hier mee bezig zijn. Dat is wezenlijke materie die steeds belangrijker wordt. En niet te vergeten het hele project van de Einstein-telescoop. Daarmee zouden we in één klap de oude industriële achterstand van de regio weg kunnen halen. De bedoeling is dat die telescoop in Nederlands Zuid-Limburg, de Voerstreek en Wallonië komt, maar de hele Euregio is erbij betrokken en er ook bij gebaat, gezien de enorme uitstraling die zo’n project zal hebben voor de hele economie. Dan heb ik het niet alleen over het gebied tussen Aken, Luik en Hasselt, maar dan moet je kijken tot aan Vlaanderen, Eindhoven en het hele Ruhrgebied. Dat besef is gelukkig ook aanwezig en we trekken hierin samen op.”
Die samenwerking over de grenzen heen loopt nochtans niet altijd even gesmeerd.
„Nee, dat is waar, de ambities worden niet altijd waargemaakt vanwege andere, soms lokale belangen. Maar daar redden we het niet mee. We zullen het veel groter moeten aanpakken, willen we ons als hele regio sterk gaan ontwikkelen. Als je kijkt naar beide Limburgen, dan zie je op veel vlakken dezelfde problemen. Het mijnverleden speelt een rol en nu zie je dat weer bij de auto-industrie. We kregen al eerder de klap van de sluiting van de Ford-fabriek in Genk en nu is VDL in Born aan de beurt. Daarnaast hebben we ook het probleem van de braindrain waarbij te veel hoogopgeleide jongeren naar andere regio’s verhuizen, waar ze meer kansen hopen te krijgen. We zullen nog veel meer moeten samenwerken, willen we die problemen zo krachtig mogelijk aanpakken. Met het LIOF hebben we een goede samenwerking. Op bestuurlijk vlak mag dat nog wat soepeler, waarbij het wel een gegeven is dat het provinciebestuur in Nederlands-Limburg een andere positie heeft, met veel meer budget, dan het bestuur in Belgisch-Limburg.”
De politiek neemt in ieder geval de telefoon op als ik bel
Er zijn zelfs stemmen in de Vlaamse politiek om die provincies maar helemaal af te schaffen. „Ja, bij ons zie je meer grootstedelijke verbanden. Dat men dat in Antwerpen vindt, kan ik me voorstellen. Maar in Limburg is de situatie heel anders en is een eigen provinciebestuur wel degelijk van belang. Want in de grote steden kijken ze natuurlijk eerst naar hun eigen belangen. Een slecht voorbeeld is dat de bevoegdheid voor cultuur ‒ en de bijbehorende subsidies ‒ van de provincies naar het Vlaamse regering is overgeheveld. Dat heeft voor Limburg niet goed uitgepakt, met een kaalslag tot gevolg.”
Eilandgevoel
Volgens gouverneur Jos Lantmeeters zitten er ook te weinig Limburgse vertegenwoordigers in zowel de federale regering en parlement, als ook in de Vlaamse regering en parlement. „Dat is juist, maar dat ligt dan toch in de eerste plaats aan onszelf als Limburgers. We moeten bereid zijn onze regio actief te vertegenwoordigen. We kunnen wel een soort van eilandgevoel uitdragen, maar daar kom je niet verder mee. Ik betwijfel overigens of die provincies daadwerkelijk opgeheven gaan worden. De geluiden worden minder sterk. En mocht er besloten gaan worden over te schakelen op regio’s in plaats van provincies, dan verwacht ik dat Limburg in z’n geheel één regio zal worden, dus zoveel zal dat niet veranderen.”
Waar liggen de kansen voor deze regio om uit een zeker isolement te komen?
„Een speerpunt is een volwaardige universiteit. Kijk naar de ontwikkeling van de Universiteit Maastricht, die zorgt voor een krachtige impuls voor de hele regio. De UHasselt telt nog te weinig opleidingen, daar zetten we een sterke lobby voor in. Het is belangrijk dat hier een goede faculteit geneeskunde komt en ook een ingenieursopleiding. Je ziet dat afgestudeerde ingenieurs vaak een succesvol bedrijf oprichten. We hebben eenvoudigweg meer hoogopgeleiden nodig in de regio.”
Nabuurschap
Af en toe proef je eerder concurrentie tussen beide Limburgen dan samenwerking. „Ja, soms lijk je eerder concurrenten dan collega’s, maar daar schieten we weinig mee op. Ik zie het als een straat met veel restaurants. Die zijn enerzijds elkaars concurrenten maar ik denk dat zo’n straat juist veel mensen trekt omdat er volop keuze is. Neem bijvoorbeeld de behoefte van de logistieke sector aan meer ruimte. Daar hebben beide Limburgen niet meer zo veel te bieden, terwijl Luik dat rond de luchthaven wel nog heeft. Daar kunnen wij ook van profiteren. Nee, het nadeel is eerder dat wij regelmatig met ongelijke wapens moeten strijden in vergelijking met de centrale regio’s zoals de Vlaamse driehoek en de Randstad in Nederland. Maar of het veel zin heeft dat vanuit Nederland nu enkele rechtszaken lopen tegen bedrijven aan deze kant van de grens, dat betwijfel ik. Dat is eerder een kwestie van slecht nabuurschap. Als van Vlaamse kant die attitude wordt overgenomen, zijn we verder van huis.”
Het verenigd Europa is in de praktijk weerbarstiger dan we zouden hopen, zo blijkt dicht bij huis.
„Het Europees project is nog niet af. Als je bijvoorbeeld ziet dat in de Verenigde Staten zo’n tweeduizend miljard aan subsidies gaat naar bedrijven en duurzaamheid, als de producten maar in Amerika worden geproduceerd, tja, dan staan wij erbij te kijken. De grote concurrenten liggen eerder in de Verenigde Staten en China en niet zozeer bij ons. Wij verzanden in interne concurrentie terwijl we juist internationaler moeten kijken. In Frankrijk en Duitsland zie je momenteel ook een meer nationale blik. Dat ligt vaak aan de personen die het spel bepalen. En die zijn van een ander kaliber dan destijds Helmut Kohl en François Mitterrand, die het lef hadden om de hand uit te steken, wat leidde tot het Verdrag van Maastricht. Ik hoop een beetje op de nieuwe Poolse premier Donald Tusk, die een Europese blik heeft. Maar in Italië zien we dan weer meer populisme, terwijl Italië een grote economie heeft. Misschien komt er wel een nieuwe as tussen Oost-Europa en Zuid-Europa.”
Staan wij dan aan de zijlijn?
„Wij zijn, zeker in de Euregio, in een transitieproces. Dat wordt nogal verstoord door externe destabilisatie. Dan moet je weerbaarder worden. In Europa rekenen we te veel op onze belangrijke geschiedenis. We zullen meer naar de toekomst moeten kijken. De opkomst van China bijvoorbeeld. In Vlaanderen zien we dat vooral gekeken wordt naar de driehoek Brussel, Antwerpen, Gent. Een belangrijk gebied, maar op wereldvlak ook maar beperkt. Die centralisatie op nationaal vlak is niet de juiste weg. Meer Europese samenwerking is ook daar noodzakelijk.”
Woke en anti-woke
Zo te horen hebt u niet zoveel fiducie in de overheid.
„Dat valt inderdaad niet mee. Mijn nieuwe boek draagt niet voor niets de titel Wat een land; dwaasheid en hoop in de Wetstraat. België heeft zich vastgereden in zijn politieke systemen. We hebben te veel partijen, zij het nog niet zoveel als in Nederland. Maar kleine extreme partijen kunnen wel al een regering gijzelen. Onze vrijheden staan daardoor onder druk. Ook door de opkomst van radicale religieuze groeperingen. De mens is zoekend. Nu zie je de discussie over woke en anti-woke. In het westen moeten we onze ijkpunten van onze cultuur en samenleving weer duidelijk gaan vaststellen en uitdragen. Ik ben voor de invloed van andere dan onze culturen, maar we moeten wel de onze koesteren.”
De parlementsverkiezingen in België komen er aan. Zal het weer lang gaan duren vooraleer er een nieuwe regering komt? „In mijn boek zie ik kansen voor minderheidsregeringen, dat zou een deel van de oplossing kunnen zijn. Want ik verwacht toch wel wat aardverschuivingen richting de anti-systeempartijen.”
Terug naar POM Limburg, hoe groot is uw organisatie eigenlijk?
Dat valt mee, we zijn om precies te zijn nu met 43 mensen, dat is te overzien. En ik kan u zeggen dat de meeste mensen hier een stuk slimmer zijn dan ik, gelukkig maar. Ik geef graag veel ruimte aan onze medewerkers. Mensen willen vandaag de dag relevante maatschappelijke jobs. Wij moeten er vooral voor waken om ambtenaren te worden en dan vooral ‘nee’ verkopen. Wat wij doen is vooral om bedrijven en startups te helpen die toegevoegde waarde laten liggen, maar waar we wel kansen in zien. We moeten zoveel mogelijk knappe koppen hiernaartoe halen.”
We moeten veel internationaler gaan kijken in plaats van elkaar hier te beconcurreren
Heeft de Belgische en dus ook Limburgse arbeidsmarkt dan veel te bieden?
„Op zich wel. Kenniswerkers kunnen hier hun gang gaan en er is nog ruimte om in een groene omgeving te wonen. Een probleem voor België is dat de loonkosten hier te hoog liggen in vergelijking met andere landen, omwille van de sociale werkgeverslasten die veel te hoog zijn. Daarom is bijvoorbeeld de horeca hier ook duurder dan elders. Het systeem klopt gewoon niet, maar politiek blijkt dat heel lastig te zijn om daar verandering in te brengen.”
Hasselt en Maastricht
Zijn er nog meer veranderingen nodig? „Ja, soms heel praktische. Er wordt in Hasselt geklaagd dat er zoveel Belgen gaan winkelen in Maastricht. Nou ja, dan doe die winkels hier op zondag ook eens een keer open, zou ik zeggen.”
Speelde de angst voor de populariteit van Maastricht ook een rol bij het doorstrepen van de directe tramlijn Hasselt-Maastricht? „Ik vrees van wel, maar ik vind dat een onverstandige beslissing. We hebben in onze regio echt betere verbindingen nodig om te zorgen voor een ontsluiting. En die tram die zou beide kanten op rijden he, niet alleen naar Maastricht maar ook terug. Het is een gemiste kans. En dat er nu een juridische strijd ontstaat over de geleden kosten, dat is doodjammer, daar worden verhoudingen niet beter van.”
Maar er komt toch een ‘snelbus’ in plaats van die tram, zo is beloofd?
„Ja, wat is dat, een snelbus? Eentje met speciale velgen en een vossenstaart aan de achteruitkijkspiegel
Komt u graag in Maastricht?
„Ja, al vele jaren. Het is een mooie stad met een unieke sfeer. Er hoewel het aanbod niet zal zijn zoals in de grote steden, is er toch een redelijk cultuuraanbod, dat missen we in Hasselt. Dat is belangrijk voor een goed vestigingsklimaat. Echt treurig dat de Vlaamse regering dat bij ons heeft weggehaald. Meer cultuur en betere verbindingen, die zijn cruciaal voor de ontwikkeling van onze regio.”
Mist u dat culturele aanbod ook persoonlijk?
„Ja, maar ik verkeer in de bevoorrechte positie dat ik gemakkelijk naar Brussel of Antwerpen kan gaan om daar naar concerten en exposities te kunnen gaan. Niet iedereen is in die gelegenheid. Ik woon in Hasselt maar leef overal.”
Boeken
U schrijft veel, leest u ook veel? „Zeker. Niet alleen de dagelijkse kranten, maar ook veel boeken. Ik ben vorig jaar nog begonnen aan een resem Russische klassiekers zoals Oorlog en Vrede. Maar non-fictie boeit mij ook en ik lees ook nog altijd veel strips, een passie van mij. Mijn vrouw schrijft al lang kinderboeken en legt zich nu toe op thrillers. Dat vind ik heel knap, want dan moet je een heel verhaal verzinnen.”
Het goede leven, dat spreekt u ook aan? „Ik kan niet ontkennen dat ik graag naar goede restaurants ga, zowel in Belgischals in Nederlands-Limburg. Vroeger was ik een echte fan van Toine Hermsen. Die is gestopt maar er zijn gelukkig nog genoeg alternatieven, zoals Hans Van Wolde, een van mijn favorieten. Reizen doe ik ook maar toch wat minder dan vroeger. Vooral niet meer zo van die verre reizen, Europa vind ik boeiend genoeg. En soms valt het ook te combineren. Zo waren we laatst bij CERN in Zwitserland, dat is heel bijzonder om daar binnen te mogen. Het grootste deeltjesfysicalaboratorium ter wereld, dat is buitengewoon boeiend.”
Bent u ook een muziekliefhebber?
„Ook dat ja. In de eerste plaats van klassieke muziek, maar mijn smaak is heel breed. Op Pukkelpop kom je me ook tegen.”
Kinderarmoede
U zet zich ook in voor de bestrijding van kinderarmoede, waar komt dat vandaan? „Ik ben zelf opgegroeid in een vierde wereldmilieu. Kansarmoede is een van de grootste sociale onrechtvaardigheden. We hebben zelf vier kinderen, die zijn inmiddels groot. Ik ben voorzitter van het Kinderarmoedefonds en we zetten projecten op om die armoede te bestrijden. Dat valt niet mee, want de harde armoede neemt toe in onze welvaartsmaatschappij. Zo begeleiden wij moeders die moeite hebben om hun kinderen op te voeden. Dan snijdt het mes aan twee kanten, dan help je zowel het kind alsook de moeder. Het is geen gemakkelijk werk maar ik voel het als een maatschappelijke plicht om een deel van mijn tijd daarin te steken. We kunnen de problemen wel constateren in onze samenleving, maar als we onze verantwoordelijkheid niet nemen, dan gebeurt er niets.”