Business|Kunst en Cultuur

Bas Schoonderwoerd wil de gemeentelijke cultuurgrenzen afschaffen

tekst Jo Cortenraedt
, fotografie Hugo Thomassen

De Parkstad Limburg Theaters (PLT) zijn in onze provincie de meest succesvolle theaters als het gaat om bezoekersaantallen en voorstellingen. Aan het begin van het theaterseizoen maakte bestuurder en hoofdprogrammeur Bas Schoonderwoerd een tussenbalans op, na corona.

Neen, het is niet om hemzelf te doen bij de al jaren durende discussie over een veel nauwere samenwerking tussen de theaters in Zuid-Limburg, te weten Heerlen/Kerkrade, Maastricht en Sittard. Een groter en diverser cultuuraanbod, dat is zijn drijfveer, zo wil hij duidelijk gezegd hebben, die middag op Kasteel Terworm, waar vele thema’s de revue passeren. Nu de coronatijd voorbij is en de voorstellingen en kaartverkoop langzaam maar zeker weer op het oude peil komen, kan hij zich vooral weer op de inhoud richten. Schoonderwoerd, van huis uit afkomstig uit de accountantswereld, neemt de tijd bij elke vraag. Zijn antwoorden zijn meestal niet meteen een directe reactie op de vraag. Vaak begint hij met een meer filosofische benadering, om dan uiteindelijk op het gestelde punt uit te komen. We gaan het vooral hebben over het theaterseizoen 2022/2023. Waarin hij in principe in december na 28 jaar afzwaait als directeur, maar daar hoeven we het niet over te hebben. Hij is niet zo van het afscheid en wil er nu nog middenin staan.

Het theater in Heerlen staat er al jaren picobello bij. Nu wordt eindelijk het plein ervoor ook opgeknapt. Heeft dat te lang geduurd?

„Ja, het plein begint nu ook groen te worden. Dat is een heel andere beleving. Ik heb zelf geen groene vingers, maar ik kan wel genieten van grote tuinen, van gecultiveerde landschapskunst. Natuur als een kunstwerk, ja, dat zie ik wel. En natuurlijk heeft het lang geduurd. Dat gaat kennelijk zo met plannen. Er wordt over gediscussieerd, ze worden afgewezen, er komen weer nieuwe plannen. Dan duurt het een hele tijd. En er moest iets gebeuren, het was te grauw. Dat was niet alleen het geval met het plein voor het theater. De stad heeft er lang over gedaan om na te denken over het hele centrum. De oude glorie als grote Euregionale winkelstad komt niet meer terug. Het centrum wordt nu kleiner, maar wel mooier en ook veiliger. Dat geldt ook voor dit plein. We krijgen nu een mooie groene overgang naar de Promenade in het centrum. Elke dag als ik naar mijn werk ga, zie ik het veranderen en groeien.”

En u gaat nog elke dag naar het werk. U wekt niet de indruk de 36-urige werkweek te koesteren, ook niet na de hartoperatie van jaren geleden.

„Tja, dat zal in de aard van het beestje zitten. Maar ik ervaar het lang niet altijd als werk. Ik ben met iets bezig dat me boeit. Als ik alles bij elkaar optel, met ook de uren dat ik ’s avonds voorstellingen bijwoon, ja, dan zal ik de zeventig-tachtig uur wel halen. Maar sinds 2010, na de operatie waarbij ik enkele bypasses kreeg, heb ik wel de woensdag vrij gepland. Dat bevalt goed, het geeft meer tijd voor reflectie. Ik heb op de woensdagen toch nog wel eens gesprekken die met mijn werk te maken hebben, maar dan zijn die altijd buitenshuis, niet op kantoor.”

Was dat een spannend of angstig avontuur, die operatie?

„Dat viel eerlijk gezegd wel mee. Ik merkte op een gegeven moment bij een uitstap naar Barcelona dat ik op de Ramblas mijn collega’s tijdens het lopen niet meer kon bijhouden. Verdomme, dacht ik, wat gaan we nou krijgen? Bleek dat ik enkele vernauwingen had. Maar ik heb veel vertrouwen in de medische stand, dus ik heb het ondergaan. En het herstel viel me goed mee, al ben je daar al met al toch een jaartje mee bezig. Je gaat daardoor wel anders naar bepaalde zaken kijken. Zo hebben we toen meer programmeurs aangesteld, zodat minder op mij afkwam. Maar dat ik weer vrolijk aan het werk ging, daar was bij mij geen twijfel over. Wel ben ik toen bewuster meer buitenshuis gaan werken. Het geeft meer wisselwerking als je zelf ook de mensen gaat opzoeken. Je bent dan ook zichtbaarder voor de buitenwereld. Door die operatie heb ik meer tijd voor reflectie genomen. Daar ben ik die cardiologen dankbaar voor.”

En daarna fysiek een ander leven gaan leiden? Bijvoorbeeld door te sporten?

„Dat valt in die zin wel mee. Ja, ik ben meer gaan wandelen, daar geniet ik van. Heb nog even hardlopen geprobeerd, maar dat ligt me niet. En je gaat wat gezonder eten. In mijn geval minder vlees, meer groenten en kruiden, dat soort werk. Sowieso probeer ik wel bewust te leven. Zo rij ik al vier jaar een volledig elektrische auto. Als je je daar op instelt, gaat dat prima.”

Bent u inhoudelijk anders gaan werken?

„In feite wel. Het team is gegroeid, dus je kunt meer overlaten aan goede collega’s zoals de acht programmeurs met elk hun eigen specialisme. Een jaar of vier geleden zijn we als theaterorganisatie meer de klemtoon gaan leggen op de impact die we kunnen leveren. We hadden onze doelstellingen qua aantal bezoekers en voorstellingen ruim gehaald, dus dan verleg je grenzen en ambities. Ons vak verandert sowieso voortdurend. Toen ik hier in 1994 kwam, was ik de opvolger van artistieke mensen. Daar is niks mis mee, maar ik kwam uit de financiële wereld. Van daaruit raakte ik betrokken bij de theaters in Gouda en Cuijk. Dat waren relatief kleinschalige huizen. Ik kreeg steeds meer interesse in de artistieke kant, maar ging als buitenstaander ook allerlei vragen stellen. Waarom doen we altijd zus en zo? Dat was kennelijk nieuw. Ik zag zo’n theater als een bedrijf. Op welke doelgroep richt je je bijvoorbeeld. Is dat alleen de zogeheten elite die toch al geïnteresseerd is in kunst en cultuur, of wil je ook nog andere mensen bereiken? Die vraag stelde de politiek zich destijds in Heerlen ook, toen ik benaderd werd. Ik vind het nog altijd moedig dat ze toen hun nek hebben uitgestoken en bereid waren om veel geld in Theater Heerlen te investeren om nieuwe ambities waar te maken. En die waren niet alleen om de culturele elite te bedienen, maar ook andere doelgroepen die tot dan toe niet bereikt werden.”

Is dat voldoende gelukt?

„Ik denk het wel, al moet je daaraan blijven werken. In ieder geval wilde Heerlen heel graag. Dan kun je ook wat. Voorheen sloeg het theater veel minder aan in ieder geval. We hebben het huis behouden voor zeg maar de elite, maar nadrukkelijk ook geopend voor andere doelgroepen. De programmering moet een spiegel van de gemeenschap zijn. Zo hebben we een concept voor uitvoeringen overdag, met kleine gezelschappen. Voor die is dat een goede gelegenheid om te groeien en de mensen die daaropaf komen, kunnen voor heel weinig geld een bepaalde productie zien. Maar je ziet nu dat je je niet alleen moet richten op je eigen huis. Neem nou de musical Dagboek van een Herdershond, die in het MECC in Maastricht werd opgevoerd. Een goed initiatief van Albert Verlinde en Toneelgroep Maastricht. Ik vind het heel goed dat artiesten hun eigen ruimte zoeken. Niet alles hoeft in dat theater plaats te vinden, als het publiek maar bereikt wordt. En als de verhalen maar verteld worden, dat is eigenlijk onze functie.”

Nu is het wel een verschil of een producent in een ruimte als het MECC zelf alles moet financieren, of dat je als gesubsidieerd theater kunt programmeren.

„Dat is zeker zo. Voor beide moet ruimte zijn. Zonder subsidies zouden bepaalde producties onmogelijk zijn. Je zult meer en meer een mix krijgen. Kijk Cultura Nova, een festival dat allerlei locaties gebruikt. Je ziet in ieder geval een trend dat de openbare ruimte meer gebruikt wordt. Maar in een aantal gevallen heb je echt de faciliteiten van een theater nodig.”

U hebt altijd vurig gepleit voor veel meer samenwerking tussen de Zuid-Limburgse theaters, het liefst zelfs een compleet samengaan. Het is er nog altijd niet van gekomen. Een persoonlijke frustratie?

„Het samengaan of samenwerken is niet een doel geweest om mezelf een plezier te doen. Het zou onmiskenbaar een grotere keuze aan aanbod opleveren voor het Zuid-Limburgse theaterpubliek. Daar gaat het mij om. Als theater in de regio hebben wij al een lastige positie, als je dat vergelijkt met de Randstad. Qua Rijkssubsidie gaat in Amsterdam 154 euro per inwoner naar cultuur, buiten de Randstad is dat 1,5 euro. Dat is een enorme scheefgroei. Het hele bestel stamt nog uit de tijd van minister Brinkman. Het ging vanaf toen alleen nog over vernieuwing. Lokaal moest dan voor de faciliteiten worden gezorgd. Daar moet nodig aan gesleuteld worden. Het nationale debat moet daar over gevoerd worden. De regio’s moeten wat dat betreft veel harder op de trom slaan in Den Haag, de regionale politici moeten dat ook doen. Wat je door de jaren heen ziet, is dat gemeenten in de regio op allerlei gebieden met elkaar concurreren. Dat heeft geen nut. Op die manier doen ze hun eigen burgers alleen maar tekort. De mensen zijn veel mobieler geworden. Gemeenten zijn veel te lang bezig geweest met de culturele gebouwen, maar veel minder met de inhoud. Dat is jammer. Maar het is niet erg dat het er in mijn periode niet meer van komt. Hopelijk leiden mijn inspanningen op dat terrein op termijn toch nog tot resultaat.”

Het stadsbestuur van Maastricht was met u een flirt begonnen, maar heeft die uiteindelijk niet doorgezet. Waarom?

„Tja, dat moet je hen vragen natuurlijk. Eerst was er die toenadering, daarna werd de boot weer afgehouden. Dat concurrerende gevoel komt dan weer bovendrijven. Terwijl we de tijd al lang voorbij zijn dat inwoners alleen naar hun eigen theater gaan. De Maastrichtenaren die massaal naar onze theaters in Heerlen en Kerkrade komen, bewijzen het omgekeerde. Het gaat puur om de programmering. Zij willen gewoonweg een bepaald concert of voorstelling zien. De locatie maakt dan niet uit. Elk jaar speelt bij ons het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Nou, dan komen de liefhebbers van hun fantastische muziek ook uit de rest van Limburg naar ons toe. Zo eenvoudig werkt dat.”

Gemeenten concurreren te veel met elkaar

Kan het ook zijn dat u mogelijk als te dominant werd ervaren, als een vat vol ideeën?

„Dat weet ik niet. Je hebt ambities, je wil ergens naartoe werken. Het gaat mij dan niet zo om de personen. Ik heb geprobeerd met iedereen goed door een deur te kunnen. Met de een lukt dat allicht beter dan met de ander. Voor sommigen zal ik misschien een ‘Hollander’ zijn gebleven, dat zou kunnen. Ik heb me vaak genoeg in Maastricht en Sittard laten zien, mijn goede wil getoond. Het gaat vooral om een goede inhoudelijke samenwerking, niet zozeer om het vormen van één organisatie, hoewel dat wel de beste optie zou zijn, zowel voor het publiek als voor de medewerkers. Je hebt natuurlijk ook van doen met bestuurders. En dat zijn op cultureel gebied meestal geen vakmensen. Ook binnen het ambtelijk apparaat valt dat niet altijd mee. Dat maakt het lastiger. Ik heb er veel tijd in gestopt en mijn best gedaan, in het algemeen belang van zowel de cultuurliefhebber alsook de kunstenaar, de artiest. Kijk, ik ben wel iemand die graag resultaten boekt, die vooruit wil. Maar ik ben geen boeman. Ik heb bijvoorbeeld in al die jaren ooit maar één keer iemand ontslagen.”

Wellicht heeft in dit proces de aloude tegenstelling tussen Heerlen en Maastricht ook u parten gespeeld.

„Toch heb ik me daar nooit wat van aangetrokken. Ik bekijk het in veel breder verband. Er wordt ook gesproken over de tegenstelling tussen Heerlen en Kerkrade. Zo denk ik niet. In Kerkrade en Heerlen zijn ze maar wat blij dat de theaters daar onderdeel zijn geworden van de Parkstad Limburg Theaters. De gebouwen zijn opgeknapt en nog belangrijker, de programmering is veel aantrekkelijker geworden. Daar gaat het om.”

Hoe kijkt u aan tegen de algemene ontwikkeling van Heerlen. Bent u bijvoorbeeld tevreden over wat IBA de stad en de regio Parkstad heeft gebracht?

„Het doel van IBA is om Parkstad te revitaliseren. Ik kan me voorstellen dat mensen zeggen dat je daar nu nog niet veel van ziet. Maar er zijn wel degelijk goede projecten gerealiseerd. Het zal best dat het in het algemeen effectiever had gekund. Er is natuurlijk heel veel af vergaderd tussen al die gemeenten en betrokkenen. Maar eigenlijk kun je pas over een jaar of twintig zien wat IBA heeft opgeleverd. Het is op een aantal vlakken toch een hefboom geweest om de koers te verleggen. Je ziet nu dat Heerlen zich kandidaat wil stellen voor Europese Culturele Hoofdstad, waar juist Maastricht dat idee aandroeg! Of dat veel kans maakt, weet ik niet, maar het feit dat Heerlen dit nu durft, die ambitie toont, vind ik al winst. De weg ernaartoe is belangrijk. Er is meer zelfbewustzijn gekomen. In dat kader was ik aangenaam verrast dat het stadsbestuur van Maastricht de kandidatuur voor Heerlen heeft voorgesteld. Dan denk ik, zo moet het. Elkaar wat gunnen, dan worden we samen sterker. Het is natuurlijk jammer dat Maastricht het toen niet gehaald heeft. Ik denk dat het thema van Maastricht, samen met de Euregio, op zich niet verkeerd was. Maar ze zijn er niet in geslaagd om die verbindingen goed uit te leggen. Ik heb begrepen dat de jury die niet duidelijk genoeg vond. Dus daar zou Heerlen van kunnen leren.”

Teken van zelfvertrouwen dat Heerlen zich kandidaat durft te stellen voor Culturele Hoofdstad”

Uw theater heeft onder meer een indrukwekkende programmering op het gebied van klassieke muziek. Ligt daar ook uw grote liefde?

„Dat is een van mijn voorkeuren, maar in de eerste plaats is dat toch het inspelen op een kennelijke behoefte in de regio. Ik hou bijvoorbeeld ook van groot toneel, al staat dan in Nederland erg onder druk. Cabaret is weer wat verder weg voor mij, hoewel ik daar ook meer waardering voor heb gekregen. Heb het vanaf mijn start in Zuid-Limburg wel veel ruimte gegeven. Maar het gaat natuurlijk niet om mijn voorkeuren, ook al ben ik hoofdprogrammeur. Kwaliteit en diversiteit, dat zijn de uitgangspunten.

Uw vrije tijd is nu nog beperkt, al wordt die te zijner tijd wel ruimer. Kunt u daar goed invulling aan geven?

„Aan elke verandering moet je wennen, maar ik ben niet iemand die zich gauw verveelt. We wonen aan de rand van de stad, in het groen. We blijven hier ook, voelen ons thuis in deze regio. Ik lees graag, ik wandel veel, af en toe een mooi restaurant is ook een hobby. Ik ben ook nog gevraagd door een stichting die zich bezighoudt met maatschappelijke en culturele ambities, om daar mee te denken. Nee, zolang lichaam en geest mij die kans bieden, zal ik maatschappelijk actief blijven, omdat ik er zo in geïnteresseerd ben en zoveel plezier aan beleef.”

Deel dit artikel:

Jo Cortenraedt

Hoofdredacteur, uitgever en allround journalist

Jo Cortenraedt is allround journalist met tientallen jaren ervaring in Nederland en daarbuiten. Hij werkte onder meer voor het ANP, het NOS-journaal en De Telegraaf. Hij startte in 1997 als hoofdredacteur en uitgever Chapeau Magazine, in hetzelfde jaar was hij betrokken bij de start van de regionale televisie in Limburg.

Voor beide media is hij nog steeds volop actief met verhalen, reportages, columns en beschouwingen. In de eerste fase van zijn carrière stonden vooral het actuele nieuws en politiek centraal. Tegenwoordig zijn dat eerder specialisaties zoals kunst- en cultuur, gastronomie, human interest en de kwaliteit van leven.

Zijn brede netwerk, van TEFAF tot André Rieu, draagt bij aan de positie van Chapeau in zowel Limburg, als ook in de rest van Nederland en in België.

Jo Cortenraedt 's topic(s):
Uitgelicht

Gerelateerd nieuws