Business

Annemarie Penn-te Strake, de burgermoeder van Maastricht

Voor velen was haar benoeming tot burgemeester van Maastricht vorig jaar zomer een volslagen verrassing. Bekend vanwege haar juridische functies zoals vice-president van de rechtbank, hoofdofficier van justitie en procureur generaal. Maar geen lid van een politieke partij en geen politieke ervaring. Driekwart jaar later is haar nieuwe rol al bijna vanzelfsprekend. Na de roerige tijden met voortijdig opgestapte burgemeesters lijken Annemarie Penn-te Strake en Maastricht af te stevenen op een stabiele mariage.

Ze maakt een opgeruimde indruk, ook al puilt haar agenda uit. Het verplaatsen van het meubilair in de antieke burgemeesterskamer staat misschien synoniem voor hoe ze het wil aanpakken, met de middelen die de functie haar biedt, maar wel op haar manier.

Annemarie Penn-te Strake (62) solliciteerde in het diepste geheim op de vrijgekomen functie van burgemeester van de stad waar ze al meer dan twintig jaar woont. Alleen haar man (de bekende, inmiddels gepensioneerde hartchirurg Olaf Penn) en de voorzitter van het college van procureurs-generaal in Den Haag, waren op de hoogte. En natuurlijke de vertrouwenscommissie uit de Maastrichtse gemeenteraad.

Speelde het gegeven nog een rol dat u vanwege uw werk door de week in Den Haag zat en uw sociale leven in het zuiden lonkte?
“Dat zal ergens wel een rol hebben gespeeld, maar veel belangrijker was dat ik dit een unieke kans vond. Een aantal ervaringen die ik in mijn carrière had opgedaan, kon ik in deze functie mooi combineren, samen met mijn ambitie om ook echt maatschappelijk wat te kunnen betekenen voor de stad.”

Is het tot nu toe geworden wat u zich ervan had voorgesteld? Zijn er bepaalde zaken tegengevallen?
„Er valt helemaal niets tegen, echt niets. Er zijn wel verrassingen, dat is ook wel logisch. Maar ik vind het heel mooi om te doen en ik voel me er goed bij. Het is natuurlijk een drukke baan maar dat wist ik van tevoren. In het weekeinde gaat het vaak door en ’s avonds is er ook het een en het ander. Daar heb ik me op ingesteld. En je moet keuzes maken. Ik denk dat ik redelijk goed ben in time management. Dat heb ik vroeger geleerd toen ik op een gegeven moment als alleenstaande moeder vier zonen opvoedde en ook nog parttime werkte. Het ging allemaal, dankzij een goede planning. Ik heb het geluk dat ik mijn werk niet mee naar huis neem, als er geen extreme situaties zijn. Ik kan goed afschakelen en ik slaap ook goed. Ik blok ook echt momenten af voor mijn privé-leven. Dat moet je doen, anders raak je de balans kwijt. Bovendien gaat Olaf in het weekeinde vaak mee, bijvoorbeeld naar culturele evenementen, daar houden we beiden van. Het enige waar ik minder aan toe kom is koken. Sporten doe ik nog wel, op zaterdagmorgen Pilatus, en regelmatig wandelen. Plus zoveel mogelijk overal de trap nemen en als het even kan op de fiets door de stad. Zo probeer ik fit te blijven.”

U bent partijloos en in principe beschikbaar voor éen termijn van zes jaar. Verschaft u dat extra vrijheid en stelt u daar uw ambities op af?
„Een burgemeester hoort per definitie boven de politieke partijen te staan. Als je dan zelf al geen lid bent van een partij, dan vergaat je dat nog gemakkelijker denk ik. En zeker heb ik bepaalde hoofdlijnen voor mezelf uitgestippeld voor deze termijn, hoewel ik – bij goede gezondheid – in feite tot mijn 70e zou kunnen doorgaan, in theorie zou dat nog twee jaar in een tweede termijn kunnen, als je dat zelf en de gemeenteraad dat zouden willen. In ieder geval wil ik er werk van maken dat Maastricht meer de rol van hoofdstad van Limburg gaat uitdragen. Niet door andere gemeenten de wil op te leggen maar juist door dingen voor Limburg te bereiken, juist doordat je als hoofdstad in een bepaalde positie verkeert om dingen voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld in Den Haag. Ook belangrijk vind ik dat Maastricht meer zichtbaar een universiteitsstad moet worden. We hebben al 40 jaar een universiteit maar dat is betrekkelijk jong. Er moet nog meer verbinding komen tussen de universiteit en de stad, tussen studenten en bewoners. Dat is goed voor iedereen. En we mogen nog meer de positie van internationale stad uitdragen want dat zijn we. Dus geen uithoek van Nederland, maar midden in een internationale regio. Ik steek er veel tijd in om de contacten met collega-bestuurders in de Belgische en Duitse grensstreek goed te onderhouden. Het is een gebied waar 4 miljoen mensen wonen en Maastricht ligt daar midden in het centrum. Dat biedt ons een mooie positie om daar meer mee te doen.”

In het verleden is de samenwerking tussen Maastricht en de omliggende gemeenten – binnen en buiten de grenzen – weleens moeilijk verlopen. Er was veel argwaan ten opzichte van Maastricht als dominante en nogal eigenwijze stad. Loopt dat nu wat soepeler?
„Ik geloof dat we heel hartelijke betrekkingen onderhouden met steden zoals Heerlen, Kerkrade, Sittard-Geleen, Hasselt, Luik en Aken. Maar ook met de kleinere gemeenten. Het besef wordt steeds groter dat je wel moet samenwerken in zo’n relatief kleine regio, wil je wat bereiken. Ieder voor zich, dat werkt niet. We werken bijvoorbeeld met gemeenten in het Heuvelland samen op het gebied van sociale dienstverlening. Daarin pakken we onze rol van hoofdstad op en faciliteren we.”

Zijn sommige gemeenten niet bang dat ze uiteindelijk opgeslokt worden zoals je ook in Parkstad merkt? Dat ze een herindeling vrezen en grootschaligheid?
„Dat is niet mijn agenda. Ik bepaal dat ook niet maar ik ben vooral voor samenwerking. Ik zie Zuid-Limburg als een conglomeraat, liefst zelfs over de grenzen heen En dat daar binnen zoveel mogelijk gemeenschappelijke zaken samen opgepakt en opgelost worden. Dat wil niet zeggen dat je dan afzonderlijke gemeenten moet opheffen en moet herindelen, maar je niet moet niet met de rug naar elkaar toe staan. Het is niet zo dat als je de structuur verandert dat je daarmee ook problemen oplost. Het gaat om de mensen die van goede wil moeten zijn om samen iets te bereiken. We doen het immers niet voor ons zelf als bestuurders, we doen het voor de mensen, voor de bewoners. Als bijvoorbeeld het project IBA Parkstad slaagt, dan is dat goed voor de hele regio, niet alleen voor Parkstad. Dus hoop ik van harte dat dit een groot succes wordt.”

Van samenwerking was niet veel te merken toen Maastricht en Roermond met elkaar in botsing kwamen over de rechtbankkwestie. U was nog maar net benoemd toen u ten strijde trok om te voorkomen dat een aantal taken van de Maastrichtse rechtbank overgingen naar Roermond. Uw collega Ria Donders van Roermond was er niet blij mee.
„Dat kan ik me in haar positie goed voorstellen. Maar ik vond het absoluut geen goed plan om de rechtbank van Maastricht uit te kleden. Niet alleen niet voor de stad, maar ook voor de kwaliteit van de rechtspraak in Limburg. Ik vond het absoluut een slecht plan en het had niet veel gescheeld of het was gebeurd. Toen ik erachter kwam, was het al bijna te laat. Vooral het feit dat er wel met de burgemeester van Roermond inhoudelijk over was gesproken en niet met die van Maastricht omdat die toch weg ging (Onno Hoes, red) was voor mij het bewijs dat de besluitvorming niet transparant en objectief had plaatsgevonden. Ik ben meteen in actie gekomen en heb alles en iedereen gebeld. Gelukkig kwam mijn netwerk in de rechterlijke macht van pas. En ik ben met inhoudelijke argumenten naar Den Haag getogen. De politiek heeft gesproken en het plan is van tafel. Het was een spannende periode. Ik heb niet tegen Roermond gevochten, ik wilde twee volwaardige rechtbanken voor Limburg behouden en dat is gelukt. Nadien heb ik mijn Roermondse collega regelmatig op vergaderingen ontmoet. Voor mij is de kous af en werk ik ook met haar graag samen op diverse terreinen.”

Is dat uw visitekaartje, vriendelijk en open maar als het moet met de vuist op tafel?
„Ik sta voor mijn zaak, maar ik hecht niet aan status. Ik doe dit vak echt met passie, met interesse. Maar ik zit hier niet voor mezelf. Ik wil echt iets bereiken voor de stad in samenhang met de regio. En dan moet je ook in bepaalde dossiers kleur durven te bekennen. Ik zie me in de eerste plaats als een burgermoeder. Hoe kan ik bepaalde zaken oplossen, hoe kan ik mensen bij elkaar brengen?“

Maastricht trekt massa’s bezoekers, met name als winkelstad. Maar bedreigt dat tegelijk niet de kwaliteit van leven voor de bewoners en levert het wel zoveel op?
„Het is op heel wat momenten behoorlijk druk in de stad, dat is zeker zo. Maar relatief gezien, zeker als je uit de Randstad komt, is het hier toch nog tamelijk rustig, er valt nog veel te genieten. Van de andere kant moet je wel voorkomen dat er zoveel evenementen plaatsvinden dat het meer een partystad wordt, waarbij de balans vergeten wordt. Een aantal evenementen zijn heel belangrijk voor het internationaal karakter van Maastricht zoals de TEFAF kunstbeurs en de concerten van André Rieu. Die zijn van grote waarde, niet alleen voor de directe opbrengsten, maar ook voor de internationale uitstraling van de stad. Maar je moet als Gemeente goed inventariseren wat er door het hele jaar gebeurt en dan ook keuzes durven maken. Op dit moment denk ik niet dat het een echt zorgelijk punt is. We praten veel met ondernemers – dat doe ik zelf ook – om te zien wat economisch goed is voor de stad. Niet alleen met de winkeliers maar bijvoorbeeld de hele sector van de lifescience. Hoe komen we met z’n allen verder en versterken we de fundamenten van de stad, dat is de insteek.”

Daarbij lijkt het erop dat de sector cultuur een tijdlang van de prioriteitenlijst is afgeschoven. Eerst was er alle aandacht en geld voor de kandidaatstelling voor culturele hoofdstad 2018, en toen die verkiezing niet gewonnen werd, kwamen er meteen bezuinigingen op cultuur en werd bijvoorbeeld voor kunstencentrum Marres de geldkraan dichtgedraaid. Is cultuur niet meer zo belangrijk voor de stad?
„Het is zeker zo dat er op een gegeven moment flink bezuinigd is geworden op cultuur vanwege krapte in de begroting. En ongetwijfeld is dat voelbaar geweest voor de culturele sector. Ik denk ook dat na het ‘verlies’ van 2018 even een moment van apathie is geweest, iedereen moest weer even bijkomen. Maar inmiddels zijn er allerlei nieuwe initiatieven in de culturele sector. Ik vind cultuur zelf van groot belang voor een stad, niet alleen voor de leefbaarheid en de kwaliteit, maar zeker ook voor de economische ontwikkeling. Wil je het internationale bedrijfsleven trekken en wil je een ware universiteitsstad zijn, dan heb je een goed cultureel klimaat nodig.”

Begin 2017 wil Maastricht gedenken dat hier 25 jaar geleden het beroemde Verdrag van Maastricht is getekend met daardoor de komst van de Euro in een Europa van open grenzen. Wat gaat de stad met dat momentum doen en hoe heikel is het thema nu Europa op z’n grondvesten schudt vanwege de vluchtelingencrisis, de discussie over het sluiten van grenzen en de economische problemen?
„De toekomst van Europa is een heel complexe kwestie. Belangrijk is dat het debat wordt gevoerd en daarvoor moet Maastricht een belangrijk podium blijven. Als zodanig willen we ons ook internationaal profileren en nog eens extra in de periode als het verdrag 25 jaar bestaat. Wij zijn immers een stad waar je Europa elke dag voelt en beleeft. Onder het Nederlands voorzitterschap van de Europese Gemeenschap worden dit eerste half jaar een aantal topconferenties in ons land belegd. Helaas allemaal in Amsterdam. Ik begrijp wel dat dit qua kosten handiger is, maar in Amsterdam voel je niet wat Europa is, hier wel. Wij werken in de praktijk elke dag samen met bestuurders uit de buurlanden. Mensen werken massaal over de grens, over en weer. We gaan eten en winkelen bij elkaar. Stel je voor dat de grenzen gesloten zouden worden, wat dat voor impact zou hebben op ons dagelijks leven, op de economie.”

Dus de roep ‘grenzen dicht’ is aan u niet besteed?
„Nee, zeker niet, dat zou een doemscenario zijn, zeker voor ons als grensregio. Ik ben niet voor extreme standpunten en zeker niet voor het verstoren van info-avonden of het ingooien van ramen bij opvangcentra voor vluchtelingen. De Maastrichtse gemeenteraad heeft zich uitgesproken voor gastvrijheid jegens oorlogsvluchtelingen. We willen een sociale stad zijn. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk problemen zijn. Die los je niet op door alle grenzen te sluiten. Van de andere kant kun je ook niet zonder enige restrictie vluchtelingen blijven opvangen. Ik vind het belangrijk dat we luisteren naar elkaars argumenten. En ik begrijp heel goed dat mensen angstig worden. Niet zozeer omdat ze tegen vluchtelingen zouden zijn, maar omdat ze zelf problemen hebben die nog niet opgelost zijn. Daar moeten we als overheid oog voor hebben. De sociale cohesie en onderling respect vind ik belangrijk. De vluchtelingenkwestie is een zaak van heel Europa. Dan moet je constateren dat het aan voldoende slagkracht ontbreekt. Dat we niet in staat zijn om de lasten evenredig te verdelen. Ik denk dat het een illusie is dat je vluchtelingen kunt tegenhouden. Het ontbreekt aan een gemeenschappelijke visie. Als je ziet dat er in Europa minstens 10.000 vluchtelingenkinderen worden vermist en deels mogelijk in handen zijn gevallen van criminele benden, dat is toch verschrikkelijk. Op Euregionale schaal kun je niet zo heel veel, maar we wisselen bijvoorbeeld informatie uit met Verviers over radicalisering.”

Veiligheid zit in uw portefeuille. Maastricht heeft op dat gebied niet zo’n beste reputatie? Neemt de criminaliteit alleen cijfermatig in de boeken af of ook daadwerkelijk op straat?
„In werkelijkheid neemt de criminaliteit af, niet alleen hier maar in bijna heel West-Europa. En dat dus ondanks of wellicht juist door de open grenzen, want we werken nu veel intensiever samen met politie en justitie in andere landen. Maar iets anders is of mensen zich ook veiliger voelen. Ik kan me best voorstellen dat veel mensen zich onveilig voelen en dat kan met allerlei sociale omstandigheden te maken hebben. Ook daar moeten we oog voor hebben en luisteren naar de mensen. Maar geloof maar dat ik juist ook vanwege mijn achtergrond het thema veiligheid hoog op mijn agenda heb staan en dat ik er bovenop zit.”

Het imago van Maastricht kan wat dat betreft best nog wat opgepoetst worden. Houdt u zich sowieso in het algemeen bezig met ‘de naam’ van Maastricht?
„Jazeker, want dat zit in mijn portefeuille: communicatie en branding. We trekken nu een specialist aan voor internationale branding. Het is absoluut van belang welke reputatie je als stad hebt. Ik zie het als een taak om die verder te verbeteren en uit te dragen, over de grenzen heen.”

Houdt u ook uw eigen reputatie in de gaten, dat kan voor een burgemeestersambt van belang zijn?
„Ik weet uiteraard waar ik me aan te houden heb, maar ben er verder totaal niet mee bezig. Ik heb geen politieke ervaring inderdaad, ik werk puur op de inhoud. Maar ik ga me geen houding aanmeten, ik wil doen wat ik wil en wat ik kan. Zo heb ik bijvoorbeeld geen mediatraining gevolgd en ik heb ook geen spindoctor, alleen een persoonlijke assistent. Ik besef dat de functie van burgemeester de laatste jaren niet gemakkelijker is geworden. Via de media lig je voortdurend onder het vergrootglas en gezag is niet meer vanzelfsprekend. De inhoud is zwaarder geworden, je kunt eerder fouten maken vanwege de vaak complexe dossiers. Maar ik heb in mijn vorige werk op de rechtbank geleerd dat de focus moet liggen op het objectiveren. Daar ga ik voor en dan wil ik me niet achter anderen verschuilen. Ik neem mijn verantwoordelijkheid en als ze me niet meer willen, is dat ook goed. Ik zit hier niet om carrière te maken.”

Deel dit artikel:
Meer artikelen over:
Business

,

Annemarie Penn-te Strake

Gerelateerd nieuws