Het is weer bijna 9 en 10 december, de dagen in 1991 dat de Europese Top in Maastricht werd gehouden en die leidde tot de ondertekening van het Verdrag van Maastricht, twee maanden later. Meer Europese eenheid, zo werd in de Limburgse hoofdstad afgesproken, maar daar lijkt het vandaag de dag allerminst op.
De waarschuwingen van Enrico Letta en Mario Draghi klinken luid en duidelijk: als Europa niet oppast, dreigt het een ‘museum’ te worden, een continent vol geschiedenis maar zonder toekomst. Terwijl de wereldorde wordt herschikt door grootmachten als de VS en China, lijkt Europa stil te staan.
Protectionistische bewegingen in de VS onder Trump, de expansiedrift van Xi, en de geopolitieke spelletjes van Poetin hebben het speelveld drastisch veranderd. En in Europa zelf? Daar zien we terugtrekkende bewegingen, zowel fysiek – grenscontroles tussen verschillende EU-lidstaten – als politiek, met de opkomst van nationalistische partijen.
Tijdens de bijeenkomsten die ik deze week mocht leiden over grensoverschrijdende samenwerking, werd deze problematiek pijnlijk helder. „We verliezen onze positie, we verliezen onze mensen, we verliezen onze kennis,” brieste een groot-industriëel richting Europese beleidsmakers. En dat niet zonder reden. De cijfers liegen niet: Europa groeit minder snel dan de VS of China, kampt met een uitstroom van talent en worstelt met een gebrek aan eensgezindheid. Toch blijven veel Europeanen kiezen voor de veilige, maar beklemmende haven van voorzichtig nationalisme.
En dat terwijl het succes van Europa ooit is gebouwd op samenwerking. Na twee wereldoorlogen begrepen we dat een economisch front noodzakelijk was om oorlogen te voorkomen en een stem te hebben op het wereldtoneel. De Europese Unie is geboren uit dat besef.
Grensoverschrijdende samenwerking is niet alleen een morele keuze, maar ook een economische noodzaak. Het zorgt voor efficiëntie, innovatie en creativiteit. Denk aan internationale technologische hubs die ontstaan of innovatieprogramma’s zoals Horizon Europe, dat wetenschappers en ondernemers over grenzen heen verbindt. Samen zijn we sterker – maar dat besef lijkt steeds vaker te wijken voor kortzichtige eigenbelangen.
Waarom lijkt Europa niet in staat zijn eigen verhaal overtuigend te vertellen? Een groot deel van het probleem lijkt de complexiteit, zo begreep ik deze week. Terwijl landen als de VS en China met een heldere nationale strategie opereren, blijft Europa een mix van culturen, talen en visies. Dit kan een kracht zijn – diversiteit voedt creativiteit – maar dan moeten we wel durven om die voordelen te zien en daarnaar te handelen.
Helaas lijkt het Europese narratief vast te zitten in bureaucratische taal en een gebrek aan verbeeldingskracht. Waar is het inspirerende verhaal dat mensen verbindt? Waarom denken de burgers niet dat hun toekomst afhangt van een sterk, verenigd Europa?
Als Europa niet wakker wordt, dreigt het inderdaad een museum te worden – een plek vol prachtige geschiedenis, waar de rest van de wereld met bewondering en enig medelijden naar gaat kijken. Maar Europa heeft juist alles in huis om een motor van vooruitgang te zijn. We hebben de kennis, de diversiteit en de innovatiekracht om niet alleen mee te spelen, maar ook te winnen op het wereldtoneel.
De vraag is of we die motor durven aan te zwengelen. Dat vraagt om lef van beleidsmakers, visie van bedrijven, en betrokkenheid van burgers. Maar het vraagt ook om een nieuw verhaal. Een verhaal waarin we elkaar vinden, over grenzen heen, om samen sterker te worden.
De grootmachten kijken nu gniffelend toe. Tijd om te laten zien dat Europa geen museum is, maar een motor die nog lang niet uitgeblust is.
Wellicht iets voor een nieuwe Maastrichtse Conferentie ?